Mooi werk heren! Zou niet mistaan in Dutch Birding.
DB Actueel Online
Op gezette tijden wil de website aandacht besteden aan actuele ornithologische fenomenen. De Nederlandse vogelaars worden (gelukkig maar) nog regelmatig verrast. Door een influx van een bepaalde soort of bepaalde soorten, door een uiterst zeldzame soort waarvan de meeste vogelaars nog niet eens de juiste Nederlandse naam weten, door onverwachte determinatieproblemen en dergelijke. De kracht van dit medium is dat er direct en interactief ingegaan kan worden op deze spannende gebeurtenissen in het veld. Wat is er precies aan de hand? Wat is hier al van bekend? Is er al eerder over geschreven in Dutch Birding? Hoe denkt men in het veld hierover?
Bruine Boszangers in Nederland
17 januari 2021 · Vincent van der Spek & Thijs Fijen · 6329 × bekeken
Bruine Boszanger Phylloscopus fuscatus, Meijendel, Wassenaar, 5 november 2020 (Vincent van der Spek)
Aantallen
1978-begin 2020
De eerste Bruine Boszanger voor Nederland werd op 19 oktober 1978 door Kees Scharringa op Terschelling, Friesland ontdekt. De tweede en derde (beide ringvangsten) lieten vervolgens acht jaar op zich wachten. Bruine Boszanger neemt al drie decennia op rij licht toe (voor de aantalsbepaling: zie kader) en in die tijd transformeerde de soort daarmee van dwaalgast tot zeer schaarse, maar jaarlijkse gast. Na 2011 werd de soort dan ook niet meer door de CDNA beoordeeld en sinds 1999 is er geen jaar meer zonder geweest. Of er sprake is van een reële toename is niet te zeggen, maar een waarnemerseffect door het toegenomen aantal (scherpe) waarnemers, die meer kennis en betere apparatuur hebben om waarnemingen vast te leggen, speelt zonder twijfel (ook) een rol. In de eerste 20 jaar van deze eeuw (2000-2019) schommelde het aantal tussen de 1 en de 18 gevallen per jaar. De beste jaren waren 2003 (10), 2007 (11), 2011 (12), 2016 (18) en 2019 (10), maar in de meeste jaren ligt het aantal onder de tien (Figuur 1). Het enorme aantal vogels van najaar 2020 kwam daarmee als een volslagen verrassing.
Aantalsbepaling - Tot en met 2011 zijn alleen door de CDNA aanvaarde gevallen gebruikt, op basis van www.dutchavifauna.nl - Vanaf 2012 zijn alleen goedgekeurde waarnemingen met bewijs (foto en/of geluidsopname) van waarneming.nl gebruikt, aangevuld met ringvangsten (ook zonder foto en/of geluidsopname) van trektellen.nl. Voor de influx van 2020 zijn daar zowel een gefotografeerd ‘Facebook-’ als ‘Whatsapp-geval’ aan toegevoegd. - In dit stuk wordt gewerkt met gevallen, niet met individuen. Er zijn minimaal drie gevallen waarbij twee vogels in het spel waren. |
Herfst 2020-begin 2021: de influx
In totaal werden er in september 2020 tot en met januari 2021 alleen al 93 (minimaal 91 individuen; hierna niet meer genoemd) met ‘tastbaar’ bewijs ondersteunde Bruine Boszangers waargenomen. Het totaal aantal gevallen in Nederland ligt na de influx op 74 (de tot en met 2011 aanvaarde gevallen) + 59 (periode 2012- januari 2020) + 92 (september 2020-januari 2021) = 224. Daarmee neemt de influx van najaar 2020 (met uitloop naar 2021) 41% van alle ooit in Nederland waargenomen Bruine Boszangers voor zijn rekening. Ook in o.a. Zweden, Polen, Duitsland, België en Groot-Brittannië werden (veel) hogere aantallen dan anders gemeld. Naar de oorzaak is het gissen.
Figuur 1. Aantal gevallen van Bruine Boszangers in Nederland per jaar in 1978-2020. Omdat van 2021 alleen de aantallen van januari bekend zijn, is dit jaar niet in de grafiek opgenomen.
Verspreiding
Bruine Boszanger is een soort die hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend langs de kust wordt waargenomen. Nadat Drenthe en Flevoland in 2020 hun eerste gevallen konden bijschrijven, zijn ze nu in 11 van de 12 provincies vastgesteld. Alleen Noord-Brabant wacht nog altijd op de eerste. Of dat – zeker na 2020 – voor Brabantse waarnemers iets is om zich voor te schamen laten we in het midden. Opvallend is dat najaarswaarnemingen hoofdzakelijk van de kust komen, terwijl bijna alle overwinteraars (ver) in het binnenland zijn gevonden. Of de habitats daarbij een rol spelen – waarbij de schrale duinen niet geschikt genoeg zijn om te overwinteren, maar de eutrofere locaties die ze in het binnenland vertolken wel – is onbekend.
Waarnemingen in 2020 kwamen uit negen provincies. Naast Noord-Brabant waren er geen (met bewijs ondersteunde) waarnemingen in Overijssel en Utrecht, provincies die voor 2020 wel één of meerdere gevallen hadden. Dat Noord-Holland de hoogste aantallen heeft, gevolgd door Zuid-Holland (in 2020 was dat overigens andersom) en Friesland wekt weinig verbazing aangezien dit kustprovincies zijn, met (veel bezochte) Waddeneilanden en in het westen een hoge waarnemersdichtheid. Van de kustprovincies volgen Zeeland en Groningen op gepaste afstand. Daarbuiten is het sprokkelen, al is zes in Gelderland veel voor een provincie in het binnenland (zie tabel). Van gemeenten met tien of meer gevallen springt Vlieland (32) er stevig uit. Het totaal voor alle Waddeneilanden samen ligt op 63. Op gepaste afstand volgt Castricum (21; op twee na allemaal vangsten), Texel (15), Rotterdam (12; met name op de Maasvlakte), Wassenaar (11) en Katwijk (10).
De purple patch van de influx in 2020 was de kuststrook tussen Noordwijk en Hoek van Holland, met het zwaartepunt op het noordelijke deel daarvan, met in totaal 20 bewezen waarnemingen. Of zelfs 22 als er een iets ruimere strook van het binnenland wordt meegenomen. In deze regio waren er waarnemers die er resp. vijf (de winnaar mag genoemd worden: Gijsbert Twigt), vier en drie vonden. De dichtheid aan kwalitatief goede waarnemers speelt ongetwijfeld een rol bij deze sterke (o)vertegenwoordiging. Eenzelfde piek is bijvoorbeeld te zien in het aantal Humes Bladkoningen (zie hier DB_2018_40_6.pdf (dutchbirding.nl)): dat zal niet alleen door de ligging en de geschiktheid van de habitat veroorzaakt zijn.
Tabel 1. Aantal waarnemingen van Bruine Boszanger per provincie tot en met januari 2020 en in september 2020- januari 2021.
Veldwaarnemingen vs. ringvangsten
Zowel veldwaarnemers als ringers stellen (nagenoeg) jaarlijks Bruine Boszangers vast. 2009 en 2010 waren de laatste jaren zonder veldwaarnemingen maar mét ringvangsten, terwijl 2015 het laatste jaar was waarin dit precies andersom was. Tot en met 2019 zorgden de geringde vogels voor ongeveer een derde van alle gevallen, maar met het hoge aantal veldwaarnemingen in 2020 is dat aandeel – ondanks dat er ook een recordaantal vangsten was – verkleind tot ruim een kwart. In totaal zijn er nu 60 Bruine Boszangers in Nederland gevangen. De beste jaren voor ringers waren 2003 (6), 2007 (5), 2016 (6) en 2020 (12). De meeste vangsten komen, net als de veldwaarnemingen, uit de kustregio’s. Koploper is Castricum (19), gevolgd door Vlieland (10) en Meijendel (6). Er is één buitenlandse terugmelding: op 12 oktober 2004 werd op Vlieland een vogel teruggevangen die op 2 oktober in de provincie Uppsala, zuidoost Zweden geringd was. Een Bruine Boszanger die tijdens de influx van 2020 op 25 november werd gevangen te Castricum, werd teruggevangen op 26 en 30 november. Dit geeft in elk geval voor dit individu inzicht in de conditie. Die nam in zes dagen toe van vet 0 (Busse; schaal 0-5) en 8,2 gram tot vet 2 en 8,9 gram (Jan Visser in lit.).
Perioden
Bruine Boszangers zijn in alle maanden tussen september en april vastgesteld. Gevallen in de eerste vier maanden van het jaar zijn echter zeldzaam. Tot en met 2020 zijn er slechts vijf individuen in januari en/of februari waargenomen, waarvan er eentje tot in maart en april bleef hangen. In januari 2021 werden er daarnaast nog acht vastgesteld (vier van deze vogels waren al in december 2020 aanwezig). De eerste wintervogel werd pas in februari 2007 gevonden, destijds de 46e Bruine Boszanger voor Nederland. Of er sprake is van een nieuwe ontwikkeling zal de toekomst moeten uitwijzen.
De nadruk van het voorkomen ligt dus op de laatste vier maanden van het jaar, al zijn er maar vier septemberwaarnemingen. De vroegste ooit was een vangst op 23 september 2014 op Vlieland. Het is vooral een soort die tussen half oktober en half november passeert al kunnen er tot in december ‘nieuwe’ exemplaren opduiken. De mediane doortrekperiode ligt in de derde decade van oktober. Tot en met 2019 was dat ook de decade met de meeste exemplaren, maar de stroom gevallen van 2020 kende juist toen een stevige dip, terwijl de soort al vroeg piekte (eerste decade van oktober) en er vervolgens een uitstekende novembermaand volgde, vooral in de eerste en derde decade. De dip eind oktober 2020 viel samen met een langdurige, stevige zuidwestelijke stroming die voor weinig aanvoer uit het (noord)oosten zorgde. Het (weer tijdens het) influxnajaar vertekent daarmee het beeld van het totaal dat in de ruim 40 jaar daarvoor was ontstaan: kleine getallen in combinatie met een ongewone piek kunnen het beste voorzichtig geïnterpreteerd worden (Figuur 2).
Figuur 2. Aantal gevallen van Bruine Boszanger in Nederland per najaarsdecade 1978-2020.
Verblijfsduur
De meeste Bruine Boszangers hebben haast: ruim 60% is binnen een dag verdwenen (N=132), ruim 85% blijft niet langer dan drie dagen (N=187). Slechts tien vogels (5%) bleven tien dagen of langer (vogels gevonden in januari 2021 zijn niet meegenomen in de berekeningen). Tussen eind september en de tweede decade van november is er geen duidelijke verandering van de gemiddelde verblijfsduur (gemiddelde van twee dagen; overigens omhoog gestuwd door één vogel die 51 dagen bleef). Vanaf de laatste decade van november settelen de eerste wintervogels zich, en pas vanaf die periode is het aantal eendagswaarnemingen in de minderheid (gemiddelde verblijfsduur in deze decade is 3; spreiding 1-14 dagen). Wintervogels (N=5 t/m 2020) blijven doorgaans lang hangen. Er is maar één wintergeval dat maar op één dag gezien is (januari 2020). De gemiddelde verblijfsduur ligt op 31 dagen (spreiding 1-63).
Roep Bruine Boszanger, Meijendel, Wassenaar, 5 november 2020 (Vincent van der Spek)
Herkenning op geluid
Bruine Boszangers zijn doorgaans echte skulkers, en ze laten zich niet gemakkelijk zien. De meeste ontdekkingen zullen dan ook gedaan worden doordat de ‘tak-roepjes’ gehoord worden. Opvallend voor het getrainde oor, maar ook voor goed getrainde oren makkelijk te verwarren met een reeks van soorten met soortgelijke ‘tak-jes’. Dit soort geluiden is wat moeilijk te beschrijven, want het gaat om subtiele verschillen tussen tik, tak, tok, met een zuigend of drukkend karakter, of al dan niet scherp. De roep is wel redelijke hard (en daarom gaan we hier niet in op verschillen met Braamsluiper, Grasmus en wat Acro’s). Een sonogram biedt vaak uitkomst, maar daarvoor moet de opname wel kwalitatief in orde zijn. Met een opname kun je een Bruine Boszanger prima determineren, maar een ondersteunende waarneming van een donkere Phyllo is wel wenselijk.
Roep Bruine Boszanger
De roep van Bruine Boszanger is eigenlijk weinig variabel: een vrij holle ‘tak’ of ‘tok’, afhankelijk van je uitspraak. De roep kan een enkele keer gegeven worden, maar doorgaans is dat wat vaker achter elkaar, met korte of lange tussenposen. Echter niet zo snel achter elkaar als Zwartkop of Winterkoning wel eens doen. De vorm van de roep is op sonagram kenmerkend: een afgeronde ‘v’-vorm met het rechterpootje korter en de ruimte tussen de pootjes opgevuld met ruis. Op vrijwel elke opname is de letter ‘v’ ook echt te zien. Op slechte opnames is met name de naar links hellende roep kenmerkend. Alle andere soorten hebben een andere vorm, en/of een structuur van de roep, op een zeer afwijkende Roodborst na (zie beneden). Zoals vaker: als je een Bruine Boszanger hoort is het onmiskenbaar, maar het is ontzettend gemakkelijk om een andere soort uit te maken voor Bruine Boszanger.
Sonagram 1. Drie roepjes van Bruine Boszanger. De typische v-structuur is hier goed te zien, en soms (linker roepje) is er een kleinere v zichtbaar binnenin de grote v. De roep is duidelijke hellend naar links. Opnamen: Thijs Fijen.
‘Beware of the wren’
In de Engelse versie van de ANWB-vogelgids staat bij Bruine Boszanger ook de Winterkoning als bekende pitfall getekend, en dat is echt niet alleen vanwege de looks. Ook op roep kan Winterkoning er op lijken. De structuur van de roep is echter anders, en wat meer variabel. We praten hier niet over de ratel, maar de meer verraderlijke losse roepjes. Doorgaans bestaan deze roepjes uit (twee of) drie neergaande banden, soms met een licht dakje. De exacte vorm is wat veranderlijk (ook binnen individuen), maar de bandjes boven elkaar zijn altijd wel duidelijk.
Sonagram 2. Vier roepjes van Winterkoning. Deze roep is wat meer variabel, maar bestaat doorgaans uit drie banden waarvan de middelste het duidelijkste. De bovenste band is soms lastig te herkennen. Opnames uit XC563088, XC581328, XC598298 en XC600865.
Zwartkop
Misschien de meest verwarde roep: het is een duidelijke tak, en vaak ook lekker onregelmatig gegeven zoals bij Bruine Boszanger. Er zijn echter twee duidelijke verschillen: de roep helt niet naar links, maar vormt een duidelijke rechte verticale band. Binnen die band zijn op aardige opnames dunne neergaande bandjes boven elkaar zichtbaar.
Sonagram 3. Vijf roepjes van Zwartkop. Op deze goede opnames zijn de duidelijke neergaande en dunne banden goed te zien. Op slechte opnames valt het vooral op dat de roep een rechthoekige vorm heeft. Opnames uit XC540689, XC549327 en XC560890.
Struikrietzanger
Misschien nog wel de moeilijkste om uit te sluiten op matige opnames! De roep van Struikrietzanger kenmerkt zich door een compleet gebrek aan structuur: op het oog is het een band van ruis (en waarschijnlijk is het dat ook). Vaak helt de linker grens van de verticale band niet naar links (zoals bij Bruine Boszanger), en is hij ook niet recht (zoals bij Zwartkop), maar meer ‘bol ‘. De bandbreedte van de roep is wat anders dan bij Zwartkop, maar dat is een subtiel verschil en lastig te meten. Gezien deze roep zo ontzettend weinig structuur bevat, is het ontzettend moeilijk om op basis van alleen de roep de determinatie van Struikrietzanger rond te maken.
Sonagram 4. Drie roepjes van Struikrietzanger. De roep bevat zeer weinig structuur, en is wat minder rechthoekig dan Zwartkop. Let op de rechte start van de roep, met misschien een hint van een bolling. Roepjes van XC151362, XC347281 en XC369025.
Roodborst
Roodborst? Ja, ook Roodborst kan Bruine Boszanger nadoen. Sterker nog, Jorrit Vlot nam een Roodborst op Vlieland op die qua sonogram NIET te onderscheiden is van Bruine Boszanger. Marijn van Oss heeft de Roodborst roepend gezien. Uiteraard gaat het hier om een uitzonderlijk geval, en waarschijnlijk zelfs zeldzamer dan Bruine Boszanger zelf, maar een zichtwaarneming van een donkere phyllo is dus altijd wel wenselijk. In algemene zin is Roodborst een vervelende soort, juist omdat ze zo verdraaid raar kunnen doen. Als een roepje van een zeldzame soort net even wat anders klinkt dan hoe het hoort, hou dan alvast rekening met Roodborst.
Raddes Boszanger
Deze soort kennen we qua geluid vooral als het verbaasde kuikentje (‘du-duh’), maar dit bestaat eigenlijk uit twee roepjes vlak achter elkaar. Ze kunnen dat ook een enkele maal laten horen. Opvallend genoeg staan er op xeno-canto roepjes met verschillende structuren (verborgen soorten of variatie?): neergaand, of opgaand. In Nederland hebben we volgens mij alleen roepjes met opgaande structuur (maar niet alles is gecheckt): een omgekeerde hockeystick, of een dakje ‘^’, vaak met een onduidelijkere tweede band. De toon van de roepjes is echter zeer variabel: tsjek, pliek, tsiep, du-duh en vast nog meer, maar niet echt iets wat op de holle ‘tok’ van een Bruine Boszanger lijkt.
Sonagram 5. Vijf roepjes van Raddes Boszanger met opgaande structuren. Die structuren bestaan uit vier of meer bandjes en zijn altijd duidelijk te herkennen. Soms worden ze kort achter elkaar gegeven. Opnames uit XC88787, XC112340, XC349547 en XC391593.
Sonagram 6. Een vergelijking tussen respectievelijk Bruine Boszanger, Winterkoning, Zwartkop, Struikrietzanger en Raddes Boszanger. De verschillen zijn op het gehoor subtiel, maar met goede opnames kan uit de structuur van de roep toch nog wat informatie gehaald worden.
Conclusies
Tussen 1990 en 2019 is Bruine Boszanger ieder decennium ten opzichte van het vorige licht toegenomen, al gaat het nog altijd om zeer kleine aantallen. Waarnemerseffecten spelen daarbij ongetwijfeld een rol. Ondanks de lichte toename kwam de enorme influx van 2020 (41% van alle ooit in Nederland waargenomen vogels) totaal onverwacht. 2020 was daarmee hét jaar om zelf een Bruine Boszanger te ontdekken. Voor het zelf vinden van een Bruine Boszanger zoek je het beste langs de kusten van Noord-Holland (Texel), Zuid-Holland (rond Katwijk en Wassenaar) en de over de jaren heen de beste plek van het land: Vlieland. Wil je er eentje twitchen, dan biedt de winter de beste kansen – vooropgesteld dat er eentje zit, want dat is in de meeste winters niet het geval. Voor het zelf vinden van de soort is het belangrijk dat je het geluid kent. Een vergissing ligt om de hoek: er zijn pitfalls waar zelfs ervaren waarnemers in kunnen trappen. Daarom is het belangrijk om het geluid op te nemen – zeker als de vogel niet (goed) gezien is. Om dat voorzorgsprincipe te benadrukken: samen vonden wij er dit najaar vijf (met bewijs), maar één van ons vond nog een zesde waarbij een opname niet lukte. Ook voor ons is dat een geval: jammer maar helaas. Er zit vast nog ergens een niet ontdekte wintervogel, dus succes!
Dankwoord
André van Loon, Jan Visser en Arnold Wijker leverden informatie over gevangen vogels, Ben Gaxiola en Rutger Wilschut namen de moeite om opnamen toe te sturen.
Vincent van der Spek & Thijs Fijen
Discussie
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.