Dutch Birding jaargang 31 nummer 3, 2009

Voorpagina

Taigastrandloper  ·  Calidris subminuta
René Pop

Artikelen / papers

139 - 158 Taxonomy, identification and status of Desert Sparrows
Guy M Kirwan, Manuel Schweizer, Raffael Ayé & Andrew Grieve

Taxonomie, herkenning en status van Woestijnmussen

Woestijnmus Passer simplex omvat drie ondersoorten: P s simplex (Noordoost-Afrika), P s saharae (Noordwest-Afrika) en P s zarudnyi (Centraal-Azië, voornamelijk in Turkmenistan maar ook in Oezbekistan en (met onduidelijke status) in Iran). In de literatuur bestaat al lange tijd discussie over de vraag of de Afrikaanse populaties wellicht tot één ondersoort behoren en of de Afrikaanse en Aziatische woestijnmussen als aparte soorten beschouwd moeten worden. Voor dit artikel zijn aan de hand van museummateriaal van de drie taxa maten en verenkleedkenmerken vergeleken. Mannetjes van zarudnyi verschillen van simplex/saharae door een opvallender en zwarter masker en grijzere bovendelen (vooral stuit); ook het patroon van de bovenvleugeldekveren verschilt en de onderdelen zijn wat bleker en witter. De verschillen tussen vrouwtjes zarudnyi en simplex/saharae zijn veel opvallender omdat de seksuele dimorfie bij zarudnyi heel gering is. Vrouwtjes zarudnyi hebben een mannetjesachtige bef en masker. Ook wat betreft de onderdelen lijken vrouwtjes zarudnyi en simplex/saharae op de respectievelijke mannetjes: bij zarudnyi geheel vuilwit tot grijswit met enkele iets zeemkleurige elementen, bij simplex/saharae wit met lichte of diep zeemkleurige elementen van variabele omvang maar altijd veel uitgebreider dan bij zarudnyi. De bovendelen van simplex/saharae zijn zeemkleurig-oker, die van zarudnyi voornamelijk lichtgrijs (met enige zeemkleurige elementen op rug, stuit en schouderveren). Vrouwtjes zarudnyi lijken altijd een donkere vleugelstreep op de grote dekveren te vertonen. Statistische analyse van de maten toont aan dat zarudnyi vrij goed is te onderscheiden van simplex/saharae in grootte en bouw, met kortere vleugels, langere staart en kleinere snavel. Tevens worden enkele (literatuur)gegevens over rui, vocalisaties en broedbiologie van zarudnyi bijeengebracht.
Van zarudnyi zijn alle vindplaatsen in kaart gebracht. De museumexemplaren van zarudnyi zijn voornamelijk afkomstig van twee verspreidingscentra in Turkmenistan: 1 rond Repetek, oostelijke Karakum (hier komen de meeste vandaan en zijn ook de meeste waarnemingen gedaan); en 2 rond Bakhardok, centrale Karakum. Er is een handvol meldingen bekend van Iran (twee recente), die echter niet goed zijn gedocumenteerd. Omdat zarudnyi als eerste door de ervaren ornitholoog N Zarudny werd gemeld rekenen we het taxon wel tot de Iraanse avifauna. Over de precieze locaties van zijn waarnemingen bestaat in de literatuur echter grote verwarring.
Er wordt voorgesteld om zarudnyi als aparte soort te beschouwen onder het fylogenetische soortconcept (\'Zarudny\'s Woestijnmus\'). Ook onder het biologische soortconcept verdient deze split de voorkeur gezien de duidelijke verschillen tussen vrouwtjes zarudnyi en simplex/saharae die onderlinge kruising waarschijnlijk bemoeilijkt of voorkomt. De beschikbare informatie lijkt aan te tonen dat zarudnyi in aantal achteruitgaat en bij soortstatus lijkt plaatsing op de Rode Lijst gerechtvaardigd. Over de taxonomische benaming van veel populaties in de Sahara bestaat in de literatuur geen overeenstemming. Van veel populaties zijn slechts weinig museumexemplaren beschikbaar, vooral uit Oost-Afrika. Morfologische verschillen tussen de Afrikaanse populaties worden besproken en op basis van de aanzienlijke individuele (en niet geografische) variatie is te concluderen dat voor deze populaties met één wetenschappelijke naam kan worden volstaan.


Guy M Kirwan, 74 Waddington Street, Norwich NR2 4JS, UK
(GMKirwan@aol.com)
Manuel Schweizer, Naturhistorisches Museum der Burgergemeinde Bern, Bernastrasse 15, CH-3005 Bern, Switzerland
(schw@bluewin.ch)
Raffael Ayé, Project Sino, Rudaki prospekt, proyezd 5, dom 1, Dushanbe, Tajikistan
(raffael.aye@birding.ch)
Andrew Grieve, 3 Miriam Close, Second Avenue, Caister-on-Sea, Great Yarmouth, Norfolk NR30 5PH, UK
(ag1947@hotmail.co.uk)

159 - 170 Melanism and plumage variation in macroura Ural Owl
Al Vrezec

Melanisme en kleedvariatie bij ondersoort macroura van Oeraluil

Oeraluil Strix uralensis is een overwegend boreale broedvogel in Eurazië met tenminste drie zuidelijke broedpopulaties die als glaciale relictpopulaties kunnen worden beschouwd: in Japan (tenminste drie ondersoorten), China (S u davidi, tegenwoordig vaak als aparte soort beschouwd), en in Centraal- en Zuidoost-Europa (S u macroura). De kern van de verspreiding van macroura ligt in de Karpaten en Dinarische Alpen (Dinaridi). Macroura is de grootste van alle ondersoorten van Oeraluil met een langere staart en een donkerder verenkleed met meer contrastrijke tekening. Macroura is de enige ondersoort waarbinnen met regelmaat melanistische exemplaren voorkomen. Vier (of meer) kleurvormen kunnen worden onderscheiden, waarvan twee (\'licht\' en \'melanistisch\') gemakkelijk te onderscheiden zijn. Melanistische exemplaren zijn erg donker met een bijna zwart masker en donker chocoladebruin verenkleed met een nauwelijks zichtbaar patroon van streping en lijken in het veld bijna egaal zwart. Er is een reeks van kleurvariaties en tenminste twee \'tussengroepen\' kunnen als aparte kleurvormen worden benoemd, \'grijze\' en \'partieel melanistische\' exemplaren. De vier kleurvormen zijn weergegeven in figuur 2. Deze kleurvormen zijn zowel bij adulte vogels als bij (nest)jongen te onderscheiden. Hoewel melanistische en partieel melanistische exemplaren gevonden zijn binnen het gehele Karpatisch-Dinarische verspreidingsgebied toonde onderzoek aan museumbalgen aan dat donkere exemplaren vaker voorkomen in het zuidelijke deel van het verspreidingsgebied (tabel 2). Veldonderzoek bij populaties in de Dinarische Alpen in Kroatië en Slovenië gaf aan dat het aandeel donkere vogels (melanistisch en partieel melanistisch) hier 5-15% bedraagt (tabel 1). Melanisme bij Oeraluilen is nog niet diepgaand onderzocht maar waarschijnlijk betreft het een recessief genetisch kenmerk.

Al Vrezec, National Institute of Biology, Večna pot 111, SI-1000 Ljubljana, Slovenia
(al.vrezec@nib.si)

171 Magenta Petrel photographed off Chatham Islands in November 2008
Otto Plantema
172 - 173 Yellow-billed Kite in High Atlas, Morocco, in April 2008
Arnoud B van den Berg
174 - 175 Territorial Bridled Terns off Mediterranean coast of Israel in summer 2008
Gert Ottens
176 - 179 Aberrant Savi’s Warbler trapped at Elburg, the Netherlands, in June 2008
Symen Deuzeman & Bennie van den Brink

Brieven / letters

180 Tristan Albatross collected in Sicily, Italy, in October 1957
Marcel Haas

Masters of mystery

181 - 183 Looking back: 12 years Masters of Mystery
Dick Groenendijk, Rob S A van Bemmelen, Nils van Duivendijk & Diederik Kok

Corrigenda

184 Corrigenda
Redactie Dutch Birding

CDNA-mededelingen

185 Recente CDNA-besluiten
CDNA

Redactiemededelingen /editorial notes

185 Beperking van onkostenvergoeding voor fotografen en auteurs; Reduction of payments rates for authors and photographers; Namen van digitale fotobestanden; Names of digital image files

WP reports

186 - 198 Late March–mid-May 2009
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

199 - 205 Nederland: maart-april 2009
Roy Slaterus & Vincent van der Spek

DB actueel

206 - 210 Aasgier kortstondig op Wieringen [Egyptian Vulture]; Spaanse Mussen in overvloed [Spanish Sparrows]
Feedback?