Dwerggorzen in Nederland, klein maar fijn

16 oktober 2018  ·  Arjan Boele & Erik van Winden

Regelmatig verschijnen er artikelen in Sovon Nieuws over zeldzame en schaarse soorten in Nederland op basis van trektellingen, ringvangsten en losse waarnemingen. In het onlangs verschenen nummer (Sovon-Nieuws 31: 3, pag. 8-9) staat een artikel over de Dwerggors. Hieronder is een deel daarvan geplaatst. Het volledige artikel is HIER in pdf te lezen.

De Dwerggors

Een Dwerggors is onopvallend maar subtiel getekend, als een vrouwtje Rietgors maar dan wat kleiner en met een roodbruin ‘gezicht’, duidelijke oogring, lichte vleugelstreep en scherpe ‘tsit’-roep. Waarnemingen werden tot en met 2003 beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA), daarna geregistreerd door Sovon (BSP), Trektellen.nl, Waarneming.nl en Vogeltrekatlas.nl (ringvangsten; Vogeltrekstation). Na het zo goed mogelijk uitfilteren van dubbele en vervolgwaarnemingen bleven 653 gevallen over. Het gaat om 683 vogels, geregistreerd als ter plaatse (274 gevallen/292 ex.), trekkend (229/239) en gevangen/vondsten (150/152). Dwerggors Emberiza pusilla, Noordwijk, 1 april 2017 (Toy Janssen)

Oostelijke herkomst

De Dwerggors, de kleinste Europese gors (formaat Sijs), broedt in een immens gebied van Noord-Noorwegen tot Oost-Siberië en overwintert van Nepal en Noord-Thailand tot Oost-China. In Europa broeden minstens 3 miljoen paren, het merendeel ervan in Rusland. De verspreiding breidde zich de afgelopen decennia wat naar het westen uit.

Toename in West-Europa

In Nederland zijn uit de 19e eeuw vier ‘vondsten’ bekend, waarvan de eerste dateert uit november 1842 in Leiden (nu in Naturalis). Na in totaal 9 meldingen tot en met 1961 volgde de eerste ringvangst in 1967 en de eerste veldwaarnemingen op 13 oktober 1978, opvallend genoeg zowel op Terschelling als in Castricum. De soort werd de afgelopen decennia steeds vaker gemeld (figuur 1). Dit blijkt uit de jaargemiddelden in 1970-79 (2,5 vogels), 1980-89 (5,3), 1990-99 (8,4) en 2000-09 (16,5) en 2010-17 (42,0), met als topjaar 2016 (93 vogels; figuur 1). Hetzelfde beeld zien we in Groot-Brittannië tussen 1958-69 (gemiddeld 5 per jaar), 1970-79 (10), 1980-89 (24) en 1990-98 (31) (British Birds 93: 640). Ook in België werden Dwerggorzen minder zeldzaam: 1970-99 (0,9), 2000-09 (2,0), 2010-17 (4,9; www.belgianrbc.be). De toename in West-Europa zal deels verband houden met de westwaartse uitbreiding van het broedgebied. Zo raakten grote delen van Finland vanaf de jaren tachtig bezet en telt de populatie hier inmiddels tenminste 10.000 paren. Maar ook toegenomen determinatiekennis en sterk verbeterde documentatiemogelijkheden (fotografie, geluidsopname) spelen ongetwijfeld mee. Zo leidde het frequent opnemen van geluiden op trektelposten tot een stijging van het aandeel actieve trekkers binnen het totaal (figuur 1).

Ringvangsten

Dwerggorzen worden betrekkelijk vaak gevangen door ringers. Het aandeel vangsten binnen alle meldingen ligt tegenwoordig lager dan enkele decennia geleden: 14% in 2004-17 tegenover 37% in 1960-2003. Vanzelfsprekend hadden vangsten destijds een grotere kans aanvaard te worden door de CDNA dan veldwaarnemingen, aangezien bijvoorbeeld goede fotoapparatuur schaars goed was. In de database van het Vogeltrekstation zitten 135 geringde vogels (1963-2017), waarvan er drie ooit zijn teruggemeld, alle uit Nederland (www.vogeltrekatlas.nl). Hoewel het aandeel ringvangsten binnen het totaal gedaald is, neemt het absolute aantal wel toe: gemiddeld 1,8 per jaar in 1963-89, 2,0 in 1990-2011 en 7,0 in 2012-17. Wat te denken van Vogelringstation Castricum, waar van 8-20 oktober 2012 zes Dwerggorzen werden gevangen, net nadat VRS Vlieland er (al voor de derde keer) drie had van 23 september-1 oktober. figuur 1

Vooral najaarswaarnemingen

Dwerggorzen vertonen zich in het najaar vooral tussen 16 september en 10 november (figuur 2). Deze periode is goed voor 82% van alle ontdekte vogels. De vroegste najaarsvogels werden gefotografeerd op 6-7 september 2016 (Maasvlakte ZH) en gevangen op 11 september 2014 (Schiermonnikoog). In de winter en het voorjaar is deze gors behoorlijk zeldzaam. De laatste goed gedocumenteerde waarneming (foto) was op 17 mei 1985 (Terschelling) .figuur 2

Elders in Europa

Het voorkomen in België lijkt op dat in Nederland, al is de najaarspiek minder uitgesproken (figuur 3). In Frankrijk ligt de nadruk nog sterker op oktober. Denemarken laat als enige land ook een duidelijke voorjaarspiek zien; ruim een kwart van de Deense vogels werd gezien tussen 21 april-22 mei. Net als bij de Pallas’ Boszanger (Sovon-Nieuws 2014-3) ‘verschuift’ de mediane datum, waarop 50% van de vogels gepasseerd is, in het najaar van noordoost naar zuidwest. De trek speelt zich relatief vroeg af op Helgoland (mediaan 3 oktober) en in Denemarken (5 oktober), iets later in Nederland (12 oktober) en België (10 oktober), en als laatste in Frankrijk (24 oktober). Het aandeel overwinteraars (lees: waarnemingen in december-februari) neemt toe van noordoost naar zuidwest. figuur 3

Kustgebonden verspreiding

In Nederland zijn Dwerggorzen in alle provincies waargenomen, maar vooral in de kuststrook van de Waddeneilanden tot en met Walcheren (figuur 4). Noord-Holland en Friesland voeren de boventoon met 30% resp. 27% van alle vogels, gevolgd door Zuid-Holland (14%) en Zeeland (13%). Dwerggorzen vertonen zich gewoonlijk solitair. Trio’s zijn gezien in Katwijk ZH (maart-april 1990), in het Drents-Friese Wold (januari-februari 2017) en in een elzensingel langs het ‘gorzenpaadje’ op Terschelling (4 en 8 oktober 2015). Het dagrecord op een trektelpost staat eveneens op drie (Westenschouwen Zl, 16 oktober 2013). Er zijn 21 meldingen van twee vogels. Een opvallend duo werd op 27 september 2013 gevangen op VRS Castricum. Ze staan op een bijzondere foto samen met een Struikrietzanger. Het was een prachtige dag waarop de ringers ook een Sperwergrasmus, drie Bladkoningen en ruim 100 Roodborsten uit de netten haalden (Trektellen.nl). figuur 4

Met dank aan alle waarnemers en de regionale contactpersonen (BSP) en admins (Waarneming.nl) voor het controleren van de gegevens.

Arjan Boele & Erik van Winden

Discussie

Gert Ottens  ·  16 oktober 2018  19:02

Leuk stuk! Meer van dit!

Rinse van der Vliet  ·  17 oktober 2018  14:24

In SOVON-nieuws, al jaren, door dezelfde auteurs. 

Gert Ottens  ·  17 oktober 2018  18:13

Weet ik toch, Rinse. Heb er zelf ook een paar geschreven :-) Maar ik denk dat veel bezoekers van deze site Sovon-Nieuws niet (maar wel zouden 'moeten') lezen. 

Leo Heemskerk  ·  17 oktober 2018  22:43, gewijzigd 17 oktober 2018  23:59

Figuur 1 geeft een erg vertekend beeld.

Het jaarlijks vast stellen hoeveel dwerggorzen door Nederland trekken is de laatste jaren steeds meer verbeterd. Meer vogelaars langs de kust in de goede tijd levert meer tp en trekkende gevallen op. Het starten en continu bemannen van telposten levert meer trekkende vogels op en zelfde individuen  kunnen hierdoor op meerdere posten geteld worden. De vangsten zijn nog wel ongeveer vergelijkbaar hoewel de kennis van vogels lokken met geluiden ook steeds meer bekend en gebruikt word.

Je kan dit het DB effect noemen!

Arjan Boele  ·  18 oktober 2018  08:01

Ja, klopt wat je zegt over figuur 1 Leo, zie ook onze vergelijkbare opmerkingen over die toename in het originele artikel. Voor de liefhebbers, de afgelopen jaren verschenen stukjes over deze schaarse(re) niet-broedvogels: Roodstuitzwaluw (in Sovon-Nieuws 2018-1), Lachstern (2017-3), Rouwkwikstaart (2017-1), Roze Spreeuw (2016-3), Kleine Zilverreiger (2016-1), Ortolaan (2015-3), Visarend (2015-1), Pallas’ Boszanger (2014-3), Pontische Meeuw (2014-1) en Roodkopklauwier (2013-3). Zie voor andere soortbesprekingen Sovon.nl.


Michel Veldt  ·  18 oktober 2018  23:28

Leuk stukje heren. Ik sluit me aan bij de oproep om meer soortgelijke artikelen (ook) hier te plaatsen. Even ter aanvulling op de voorjaarswaarnemingen: deze vogel telt niet als goed gedocumenteerde  voorjaarsmelding?

https://waarneming.nl/waarneming/view/42541170 

Arjan Boele  ·  19 oktober 2018  06:54

Die telt zeker ook wel Michel. Met 'laatste goed gedocumenteerde waarneming' bedoelen we de fenologie, dus 17 mei (in 1985 op Terschelling). Die vogel van Breskens uit je linkje (15 april) passeerde dus eerder in het seizoen en is in figuur 2 verwerkt als 'trekkend' (ook al was hij kort t.p.) in de derde pentade van april.

Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.

Feedback?