Dutch Birding jaargang 34 nummer 1, 2012
VoorpaginaOorgier · Torgos tracheliotosHan Zevenhuizen |
|
Artikelen / papers | |
1 - 10 |
Large-scale breeding of Thick-billed Lark, Dunn’s Lark and Pale Rockfinch in southern Israel in spring 2010
Yoav Perlman & Yosef Kiat Grootschalig broeden van Diksnavellleeuwerik, Dunns Leeuwerik en Bleke Rotmus in zuidelijk Israël in voorjaar 2010In zuidelijk Israël werd de winter van 2009/10 gekenmerkt door exceptionele regens, met name in de Negevwoestijn en Aravavallei. Op 19 januari 2010 bijvoorbeeld deed zware regen vele wadi\'s overstromen, waardoor enorme hoeveelheden water in het droge woestijnecosysteem terecht kwamen. Sommige delen van de Arava ontvingen toen 180 mm in 24 uur tijd. Dit resulteerde in massale bloei van planten, wat op zijn beurt weer grote aantallen insecten aantrok. Dat zorgde weer voor een overvloed aan voedsel voor broedvogels. Drie vooral nomadische (en in Israël zeldzame) woestijnbroedvogels deden dat voorjaar in opvallende aantallen van zich spreken: Diksnavellleeuwerik Ramphocoris clotbey, Dunns Leeuwerik Eremalauda dunni en Bleke Rotmus Carpospiza brachydactyla. Deze soorten reageerden massaal op het voedselaanbod en kwamen in relatief grote aantallen tot broeden. Dit fenomeen (verschillende zeldzame soorten die tegelijkertijd opportunistisch broedgedrag vertonen), was nog niet eerder beschreven voor Israël. Dit artikel beschrijft de gebeurtenissen van het voorjaar van 2010. Daarnaast worden van Diksnavelleeuwerik enkele morfologische eigenschappen besproken die nog niet eerder zijn beschreven. De resultaten van 2009/10 en het daaropvolgende voorjaar onderschrijven bestaande kennis dat exceptionele regenval de katalysator kan zijn voor nomadisme in woestijnvogels, via de productiviteit van planten en insecten. Deze vorm van opportunisme als het gaat om broeden als reactie op unieke weersomstandigheden wijkt af van gebruikelijke strategieën die zijn gebaseerd op seizoenen. In het licht van de bedreigingen waar de Israëlische woestijnen aan bloot staan, is het begrip van de mechanismen rond het broeden van deze soorten erg belangrijk. De drie soorten broedden namelijk in waardevolle en kwetsbare habitats die zwaar onder druk staan door menselijk handelen. Yoav Perlman, Israeli Ornithological Center, Society for the Protection of Nature in Israel, 2 Hanegev Street, Tel Aviv 66186, Israel |
11 - 19 |
Unusual Richard’s Pipit in Galicia, Spain, in January 2010, and separation from Blyth’s Pipit
Daniel López-Velasco, José Luis Copete, David R Vieites, Marcos Suárez & Antonio Sandoval Ongewone Grote Pieper in Galicië, Spanje, in januari 2010 en verschillen met Mongoolse PieperOp 10 januari 2010 werd in A Coruña, Galicië, Noordwest-Spanje, een pieper Anthus gezien en gefotografeerd die aanvankelijk werd gedetermineerd als Mongoolse Pieper A godlewskii. Er ontstond, ook internationaal, discussie over de determinatie en pas nadat beschrijvingen van de roep, meer foto\'s en videobeelden beschikbaar kwamen werd de vogel gedetermineerd als een - enigszins ongewone - Grote Pieper A richardi. Later werd het beschikbare documentatiemateriaal van de vogel vergeleken met museummateriaal van beide soorten. Dit artikel behandelt beknopt de belangrijkste kenmerken voor het onderscheiden van beide soorten, met nadruk op het probleem van een kleine en \'stille\' Grote Pieper, en gaat in op de geografische variatie binnen Grote Pieper. De kenmerken die voor verwarring zorgden waren: 1 kleiner formaat dan gebruikelijk voor Grote Pieper: leek op de grond een korte staart te hebben, maar in vlucht juist een langere; relatief korte poten en hals, en slechts zelden de voor Grote typische rechtopstaande houding aannemend; snavel relatief kort; 2 kop met donkere zijkruinstreep, die echter bij nat verenkleed (regen) onzichtbaar was, en duidelijke wenkbrauwstreep tot achter oog; 3 patroon van middelste dekveren niet eenduidig, sommige veren met patroon van Grote, andere van Mongoolse Pieper; tweede middelste dekveer op linkervleugel (van buiten naar binnen geteld) met recht en scherp afgesneden donker centrum en duidelijke, brede lichte top, maar derde middelste dekveer met driehoekig donker centrum; juveniele grote dekveren met tamelijk puntig donker centrum; 4 overwegend zwijgzaam, ook bij opvliegen. De uiteindelijke determinatie als Grote Pieper is gebaseerd op: 1 achternagel zeer lang en relatief recht; 2 tamelijk omlaaggebogen culmen; 3 diffuse streping op achterflank; 4 zeer lange witte tong op binnenvlag van op een na buitenste staartpen (t5); 5 patroon op mantel meer gevlekt dan gestreept; 6 kop met donkere zijkruinstreep en duidelijke wenkbrauwstreep; 7 roep (helaas zijn geen opnames beschikbaar), een explosief en rauw sjriep, vagelijk herinnerend aan roep van verre Huismus Passer domesticus. Op grond van het tamelijk lichte kleed betrof het waarschijnlijk de ondersoort A r richardi (A r sinensis is donkerder op bovendelen en meer zeemkleurig op onderdelen; A r centralasiae is weliswaar bleek maar tevens de grootste ondersoort). De hier behandelde vogel geeft aan dat het onderscheid tussen Grote Pieper en Mongoolse Pieper in bepaalde gevallen zeer lastig kan zijn en dat het risico aanwezig is dat een kleine en zwijgzame Grote ten onrechte wordt gedetermineerd als Mongoolse. Goede geluidsopnamen en gedetailleerde foto\'s of videobeelden zijn van grote waarde voor het met zekerheid determineren van zulke \'probleemvogels\'. Naast geluid zijn voor de determinatie het patroon van de geruide adult-type centrale middelste dekveren en de lengte en vorm van de achterteennagel het meest belangrijk. Andere kenmerken, zoals het patroon op de buitente staartveren, snavelvorm en tekening op kop en mantel zijn relevant maar vertonen veel variatie en overlap. Daniel López-Velasco, Pablo Laloux 10, 6º izqda D, 33400 Salinas, Spain |
20 - 31 |
New longevity records of Black-headed Gull, with comments on wear and loss of aluminium rings
Klaas van Dijk, René Oosterhuis, Benny Middendorp & Frank Majoor Nieuwe leeftijdsrecords bij Kokmeeuw en opmerkingen over ringslijtage en ringverliesDit artikel documenteert drie nieuwe leeftijdsrecords bij Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus. De oudste vogel werd op 25 juni 1978 als nestjong geringd bij Zandvoort, Noord-Holland, en voor het laatst gezien op 21 maart 2011 bij Zoetermeer, Zuid-Holland, 32 jaar, 8 maanden en 24 dagen na het ringen. De vogel was hier tijdens het broedseizoen van 2009 en op vijf dagen tussen 16 maart en 8 april 2010 ook al gezien. De op één na oudste vogel werd op 11 mei 1972 als adult (na tweede kalenderjaar) geringd bij een broedkolonie op Vlieland, Friesland, en werd op 28 april 2000 teruggevangen op Griend, Friesland. De vogel had in 2000 en in 2001 een broedterritorium op Griend en werd op 5 mei 2002 voor het laatst gezien in Den Helder, Noord-Holland. De vogel was in 1970 of eerder geboren en was in mei 2002 dus ten minste bijna 32 jaar oud. Het derde nieuwe leeftijdsrecord is een vogel die op 26 juni 1971 als nestjong bij Zwarte Haan, Friesland, werd geringd en die op 10 juni 2002 dood werd gevonden op Texel, Noord-Holland. Een overzicht van andere gevallen wordt gegeven (tabel 1) waarbij wordt opgemerkt dat de vermelding in Cramp & Simmons (1983) en in del Hoyo et al (1996) van een Kokmeeuw van 32 jaar en 1 maand vanwege gebrek aan documentatie niet langer als leeftijdsrecord kan worden beschouwd. Voor wetenschappelijk onderzoek moet een metalen ring langer meegaan dan de maximale levensduur van de vogel. Dit is het geval bij de roestvrijstalen (rvs) ringen die momenteel in toenemende mate worden gebruikt. Ook de incoloy ringen (een legering van nikkel, ijzer en chroom) van de British Trust for Ornithology (BTO) hebben een levensduur van enkele 10-tallen jaren. In diverse landen krijgen Kokmeeuwen echter nog steeds een aluminium ring, tegenwoordig een legering met een klein percentage magnesium, mangaan en chroom. Een overzicht van ringslijtage en ringverlies bij Kokmeeuwen met aluminium ringen (in de meeste gevallen aan de tarsus) wordt gegeven met de conclusie dat er sprake is van sterke individuele variatie in de snelheid van ringslijtage en ringverlies. Bij sommige vogels valt de ring al na minder dan 10 jaar af, bij andere kan de ring meer dan 30 jaar blijven zitten. Het ringen aan de tibia is geen duurzaam alternatief, vooral omdat de kans aanzienlijk is dat de ring uiteindelijk onleesbaar wordt. De conclusie is dat de kans klein is dat een aluminium ring 33 jaar of langer om de poot van een Kokmeeuw blijft zitten. Er wordt daarom gepleit voor een verplichting om deze soort te voorzien van ringen van hard metaal (rvs of incoloy). Klaas van Dijk, Vermeerstraat 48, 9718 SN Groningen, Netherlands |
32 - 37 |
Witkeelkwikstaart bij Makkum in mei 2004
Sander Bot, Dick Groenendijk, Eddy Nieuwstraten, Ferry Ossendorp & Mark Zekhuis White-throated Wagtail at Makkum in May 2004On 2-20 May 2004, a territorial male White-throated Wagtail Motacilla cinereocapilla was present at Makkum, Friesland, the Netherlands. The bird could not be identified to subspecies level since it showed a head pattern intermediate between nominate Ashy-headed Wagtail M c cinereocapilla and Spanish Wagtail M c iberiae. Compared with Blue-headed Wagtail M flava, it showed a largely dark blue head with only a small white supercilium just behind the eye and a sharply defined white chin. The call, produced both perched and in flight, was a loud and sharp srree. Ageing wagtails in the field is notoriously difficult, and although the bird seemed to show a moult pattern fitting an adult, the age could not be determined with certainty. The call of the Makkum bird was typical for the yellow wagtail complex of the Mediterranean and excluded northern species (Yellow Wagtail M flavissima, Blue-headed Wagtail and Grey-headed Wagtail M thunbergi). The combination of the head pattern and call only fits White-throated Wagtail. Until recently, the Dutch committee for avian systematics (CSNA) treated Ashy-headed Wagtail and Spanish Wagtail as different species but now Spanish is part of White-throated Wagtail M cinereocapilla (which also includes Egyptian Wagtail M c pygmaea). The reason for lumping the two taxa is that the head pattern of Ashy-headed and Spanish are not diagnostically different from each other, since both show great variation in head pattern. Moreover, it has recently been shown that Ashy-headed breeds in Morocco, where only Iberian was known to breed, invalidating the assumption that they represent geographically separated populations. This record was accepted by the Dutch rarities committee (CDNA) as the first White-throated Wagtail for the Netherlands. Two other records have been accepted since, both in April 2006 and both accepted to subspecies level as nominate cinereocapilla. Sander Bot, Postbus 41139, 9701 CC Groningen, Nederland |
38 - 40 |
Three White-eyed Vireos on Corvo, Azores, in 2005-09
Peter Alfrey, Pierre-André Crochet & Darryl Spittle |
41 - 44 |
Mugimaki Flycatcher in Brescia, Italy, in October 2011
Roberto Barezzani & Enno B Ebels |
45 |
Citrine Wagtail on Madeira in September 2011
Joost Simons & Enno B Ebels |
Redactiemededelingen / Editorial notes | |
46 - 48 | Naamgeving van taxa in Dutch Birding [Taxa names in Dutch Birding] |
WP reports | |
49 - 62 |
Mid-November 2011 to early January 2012
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas |
Recente meldingen / recent reports | |
63 - 73 |
November-december 2011
Roy Slaterus & Vincent van der Spek |
DB actueel | |
74 | New bird species described in 2011 |
DBA nieuws | |
75 | Videojaaroverzicht 2011 laat nog even op zich wachten |
Corrigenda | |
75 - 76 |
Corrigenda
Redactie Dutch Birding |