Dutch Birding jaargang 28 nummer 4, 2006
VoorpaginaEgyptische Nachtzwaluw · Caprimulgus aegyptiusRené Pop |
|
Artikelen / papers | |
201 - 213 |
Identification of Red-mantled Rosefinch and Blyth’s Rosefinch
Raffael Ayé & Manuel Schweizer Herkenning van Roze Roodmus en Blyths RoodmusBlyths Roodmus Carpodacus grandis werd veelal als een ondersoort van Roze Roodmus C rhodochlamys beschouwd. Beide taxa vertonen echter verschillen in morfologie en geluiden en worden in verschillende recente publicaties als twee soorten opgevat. Grandis komt voor vanaf de westelijke Himalaya tot in de omgeving van de Ferganavallei in het grensgebied van Kirgizstan, Oezbekistan en Tadzjikistan. Rhodochlamys komt voor vanaf de Ferganaregio en het Kunlungebergte tot Mongolië. De precieze verspreiding van beide taxa in verschillende gebieden, vooral rond Fergana, staat ter discussie en het is onbekend of beide sympatrisch voorkomen. Een belangrijke oorzaak voor deze onduidelijkheid is het ontbreken van goede determinatieliteratuur voor deze taxa. Dit artikel bespreekt de veldherkenning van beide soorten en hun verspreiding, en is gebaseerd op veldwaarnemingen van beide soorten in Kazachstan, Kirgizstan, Oezbekistan en Tadzjikistan en op onderzoek aan balgen in zoölogische musea in Tring, Engeland, Almaty, Kazachstan, en Tashkent, Oezbekistan. Grandis en rhodochlamys verschillen in structuur. Grandis heeft een langere vleugel en een kortere staart. De snavelvorm verschilt ook, hoewel hier de variatie groter is: rhodochlamys heeft meestal een kortere en hogere snavel; het culmen is convex, terwijl deze bij grandis rechter is en de snavel daardoor meer kegelvormig. Adulte mannetjes verschillen voornamelijk in koppatroon. Grandis heeft een wittere, meer contrasterende wenkbrauwstreep. Deze is bij rhodochlamys minder duidelijk door een band van zilverwitte veren over het voorhoofd. Bij grandis reikt de kleur van de kruin als een smalle centrale streep tot aan de basis van de bovensnavel. De duidelijkheid van de wenkbrauwstreep is sterk afhankelijk van de lichtomstandigheden en bij beide soorten is de wenkbrauwstreep veel minder opvallend wanneer de kop zich in de schaduw bevindt. Algemene kleurverschillen in het verenkleed, zoals beschreven door andere auteurs, zijn gering en van weinig waarde bij veldherkenning. Vrouwtjes en onvolwassen mannetjes werden meestal ondetermineerbaar geacht op grond van kleedverschillen. Grandis is echter bleker en heeft een duidelijke wenkbrauwstreep welke ontbreekt op de donkerdere en egaal gekleurde kop van rhodochlamys. Rhodochlamys heeft twee nasaal klinkende roepen welke van grandis onbekend zijn. Grandis heeft een fluitende roep, sterk verschillend van de geluiden van rhodochlamys. Beide soorten hebben een gelijkende korte geknepen roep. Of beide soorten een duidelijke zang hebben staat ter discussie. De verspreiding van beide soorten is niet goed bekend en het is nog altijd onduidelijk waar de scheiding tussen de verspreidingsgebieden zich bevindt. Beide naderen elkaar in de bergen rond de Ferganavallei, waarbij rhodochlamys geacht wordt te broeden in de bergen aan de noordkant en grandis in de bergen die de vallei aan de zuidkant afsluiten. Er zijn echter waarnemingen en balgen van grandis bekend van de meest westelijke bergen van de Tien Shan en in het Alai-gebied werd in deze studie slechts één paar van rhodochlamys gevonden. Hybridisatie tussen beide taxa is verondersteld maar hiervoor kon in deze studie geen overtuigend bewijs worden gevonden. Geconcludeerd wordt dat, indien hybridisatie voorkomt, de frequentie ervan laag is of slechts voorkomt in een kleine hybridisatiezone van waaruit geen balgen in de bezochte museumcollecties aanwezig zijn. Introgressie is onwaarschijnlijk aangezien de taxa consistente verschillen vertonen in morfologie en geluiden, zelfs in aangrenzende berggebieden. Grandis en rhodochlamys moeten als \'semispecies\' worden beschouwd indien een dergelijke kleine hybridisatiezone bestaat en als verschillende soorten als ze strikt parapatrisch zijn. Aangezien duidelijke hybriden nog onbekend zijn, hebben de auteurs voorkeur voor het laatste. Raffael Ayé, Project Sino, Sh Rustaveli 37/1, Dushanbe, Tajikistan |
214 - 218 |
African Darter in Israel in May 2004 and its WP occurrence
Gert Ottens Afrikaanse Slangenhalsvogel in Israël in mei 2004 en status in het West-Palearctische gebiedOp 31 mei 2004 werd aan de noordwestelijke oever van het Meer van Galilea bij kibboets Ginnosar, Israël, gedurende c 30 min een Afrikaanse Slangenhalsvogel Anhinga melanogaster rufa waargenomen. De vogel werd alleen zwemmend en duikend gezien, in de nabijheid van Dwergaalscholvers Phalacrocorax pygmeus, waardoor de onderdelen niet werden gezien. De combinatie van structuur en formaat (naar schatting iets kleiner dan Aalscholver P carbo), lange dunne hals, lange slanke snavel, lange staart, overwegend donker (zwart) verenkleed, kastanjebruine nek met witte lijn en witte tekening op schouderveren en dekveren sluit andere soorten dan slangenhalsvogels uit. Amerikaanse A anhinga, Australische A m novaehollandiae en Oosterse Slangenhalsvogel A m melanogaster kunnen, behalve op geografische gronden, ook op basis van het verenkleed worden uitgesloten. Zo mist Amerikaanse de karakteristieke witte lijn langs de nek en zijn kop en nek/hals bij Australische zeer licht van kleur. Adulte Oosterse Slangenhalsvogel lijkt nog het meest op Afrikaanse maar vertoont een meestal witte keel (welke varieert van \'buff\' tot kastanjebruin bij adult-type Afrikaanse) en heeft minder warm, meer grijsachtig, bruin getinte kop en hals. Dit betreft het eerste geval voor Israël sinds 1957. De herkomst van de vogel ligt mogelijk in de (eens zeer omvangrijke) moerassen langs de Eufraat en Tigris, op de grens van Irak en Iran. De West-Palearctische populatie, waartoe tot eind jaren 1950 ook een kolonie in Turkije behoorde (deze vogels overwinterden destijds in Noord-Israël en Jordanië), werd ook wel als aparte ondersoort beschouwd, A m chantrei. In de afgelopen 30 jaren zijn maar enkele waarnemingen (van zeer kleine aantallen) bekend uit het enige broedgebied in het Midden-Oosten, de Mesopotamische moerassen van zuidelijk Irak en Iran. In Iran werden in voorjaar/zomer van 2002 en vroege voorjaar van 2003 tot twee Afrikaanse Slangenhalsvogels waargenomen, het eerste geval voor Iran sinds 1975. Deze moerassen zijn echter grotendeels drooggelegd, waardoor gevreesd moet worden voor het voortbestaan van deze soort in dit gebied. Afrikaanse Slangenhalsvogels in het Afrotropische deel van het verspreidingsgebied zijn deels standvogel maar zwervende exemplaren van noordelijke populaties kunnen grote afstanden afleggen. Gevallen van Afrikaanse Slangenhalsvogel in Egypte en Marokko wijzen daar eveneens op. Dit is trouwens ook bekend van een aantal andere Afrikaanse watervogelsoorten die als dwaalgast in Israël zijn vastgesteld. Het ligt daarom voor de hand dat de vogel van 2004 uit tropisch Oost-Afrika afkomstig was, al kan een herkomst uit het grensgebied van Irak en Iran niet worden uitgesloten. Gert Ottens, Ganzebloem 14, 3984 CG Odijk, Netherlands |
219 - 224 |
Sykes’ Spotvogel bij Almere-Haven in oktober 1986
C J (Kees) Breek, Enno B Ebels & Karel A Mauer Sykes\'s Warbler near Almere-Haven in October 1986On 11 October 1986, a \'Booted Warbler\' Acrocephalus caligatus was trapped and ringed near Almere-Haven, Flevoland, the Netherlands. It was studied, photographed and measured by four observers. The Dutch rarities committee (CDNA) accepted the record as the second Booted Warbler for the Netherlands, after one in October 1982. At the time, Sykes\'s Warbler A rama (then considered a subspecies of caligatus) was briefly considered because a few measurements pointed towards this taxon but not further considered, mainly because little was known about this taxon and because there were no European records. In 2004, the record was reconsidered by the CDNA as part of a review of all then accepted Booted Warblers to establish if any Sykes\'s Warblers may have been involved. It showed that the Almere-Haven bird showed characters and measurements consistent with Sykes\'s Warbler and excluding both Booted Warbler and Eastern Olivaceous Warbler A pallidus elaeicus. The identification was mainly based on the bill length (too long for Booted) and wing to tail ratio (see table 1). Some measurements including tail length were on the short side for Sykes\'s and several measurements could fit both Booted or Sykes\'s. The relatively short tail was apparently heavily worn and partly growing and therefore not considered an argument against acceptance as Sykes\'s (and there is much overlap). In combination with the plumage features, such as rather plain head pattern and plain-coloured tertials, the identification as Sykes\'s was considered convincing enough for acceptance as the first for the Netherlands. This is still the only record of Sykes\'s Warbler for the Netherlands; after 1986, nine more Booted Warblers have been accepted. Sykes\'s is a rare vagrant in western Europe but seems to be increasing in recent years, probably helped by a better understanding of the identification criteria and more awareness among birders and ringers. In north-western Europe, there are other records from Britain (8; first in 1959, now accepted as the first for Europe), Iceland (1), Ireland (1) and Sweden (2). In Denmark, one bird has been accepted as Sykes\'s/Booted Warbler and, in Norway, one as Sykes\'s/Eastern Olivaceous Warbler. C J (Kees) Breek, Karveel 5866, 8242 WC Lelystad, Nederland |
225 - 227 |
Gemengd broedgeval van Boomkruiper en Taigaboomkruiper bij Olst in mei 2005
Edwin Winkel, Wouter Teunissen & Mark Zekhuis Mixed breeding of Short-toed Treecreeper and Eurasian Treecreeper at Olst in 2005On 11 April 2005, a singing Eurasian Treecreeper Certhia familiaris was discovered at Olst, Overijssel, the Netherlands. It appeared to be paired with a Short-toed Treecreeper C brachydactyla and they were building a nest. On 25 May, one young was seen leaving the nest; apparently, it was the only young raised. The juvenile hybrid was again seen on 9 July. Initially, the Eurasian Treecreeper was considered to belong to nominate C f familiaris because of the whitish appearance. However, because of the dirty-white left flank and vent, doubts remained about this subspecific identity. Furthermore, regular breeding sites of the central European subspecies C f macrodactyla are not very far away and this taxon slowly seems to spread westwards. Also in 2005, a singing male macrodactyla was observed at Lonnekerberg, Overijssel, and in 2006 a pair successfully bred at that same location, which is only 55 km east of Olst. This is the first documented successful breeding record of a mixed pair Short-toed x Eurasian Treecreeper. Edwin Winkel, Het Laar 217, 7414 BP Deventer, Nederland |
228 - 229 |
Broedgeval van Kortsnavelboomkruiper in Twente in april-mei 2006
Carl Derks European Treecreeper breeding in Twente in 2006In April-May 2006, successful breeding of European Treecreeper Certhia familiaris macrodactyla took place at Lonnekerberg, Twente, Overijssel, the Netherlands. The six eggs hatched on 15 May; on 30 or 31 May, four young left the nest. This is the first documented breeding record of an unmixed pair for Overijssel (central-eastern part of the Netherlands). In 2005, a mixed pair of Short-toed C brachydactyla and Eurasian Treecreeper (either Scandinavian C f familiaris or European C f macrodactyla) bred near Olst, Overijssel. European Treecreeper is a scarce breeding bird in the Netherlands since at least 1993; breeding is mostly restricted to the extreme south-eastern part of Limburg but the range is slowly expanding, mainly along the German border. The breeding record described here fits well into this pattern. Carl Derks, Dahliastraat 15, 7531 DG Enschede, Nederland |
230 - 231 |
Kalanderleeuwerik in Eemshaven in mei 2005
Roelf Hovinga Calandra Lark at Eemshaven in May 2005On 27 May 2005, a Calandra Lark Melanocorypha calandra was present for less than 1.5 h at Eemshaven, Groningen, the Netherlands; it was seen by c 15 birders and constituted the third record for the Netherlands, after individuals on 10 October 1980 (trapped) and 16 May 1988. Identification was based on large size (larger than Eurasian Skylark Alauda arvensis), relatively large bill, dark breast-patches and dark underwing with white trailing edge. The most likely confusion species, Bimaculated Lark M bimaculata has a pale underwing without white trailing edge and also shows differences in bill shape, shape of the breast markings and tail pattern. Roelf Hovinga, H A Lorentzstraat 116, 1782 JM Den Helder, Nederland |
232 - 234 |
Head pattern of some ‘yellow wagtails’ in the Netherlands
Rik Winters |
235 - 236 |
Woestijnvink in Eemshaven in juni 2005
Martin P Olthoff Trumpeter Finch at Eemshaven in June 2005On 12 June 2005, an adult male Trumpeter Finch Bucanetes githagineus was observed at Eemshaven, Groningen, the Netherlands. The bird was present for c 2 h and was seen by c 20 birders. This is the second record for the Netherlands; the first was on 31 May 2003. The record in June 2005 formed part of an unprecedented influx into Europe with c 30 reports. Martin P Olthoff, E Reitsmalaan 2, 9744 DK Groningen, Nederland |
237 |
Praying Mantis killing passerines in mistnets
David Bigas, Julia Piccardo & José Luis Copete |
Recensies / reviews | |
238 |
Birds of Brazil, Birds of Mexico and Birds of Venezuela. MP3 sound collections (1.0) by Peter Boesman
Arnoud B van den Berg |
Masters of mystery | |
239 - 241 |
Solutions of third round 2006: Lesser Grey Shrike and Madeira Kinglet; Fourth round 2006
Rob S A van Bemmelen & Dick Groenendijk |
WP reports | |
242 - 254 |
late May-mid July 2006
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas |
Recente meldingen / recent reports | |
255 - 264 |
Nederland: mei-juni 2006
Ruud M van Dongen, Klaas Haas & Peter W W de Rouw |
265 - 268 |
België: mei-juni 2006
Gerald Driessens |
DB actueel | |
269 - 272 | Kandidaat Heuglins Meeuwen in Amsterdam [Probable Heuglin's Gulls] |