DB Actueel Online

Op gezette tijden wil de website aandacht besteden aan actuele ornithologische fenomenen. De Nederlandse vogelaars worden (gelukkig maar) nog regelmatig verrast. Door een influx van een bepaalde soort of bepaalde soorten, door een uiterst zeldzame soort waarvan de meeste vogelaars nog niet eens de juiste Nederlandse naam weten, door onverwachte determinatieproblemen en dergelijke. De kracht van dit medium is dat er direct en interactief ingegaan kan worden op deze spannende gebeurtenissen in het veld. Wat is er precies aan de hand? Wat is hier al van bekend? Is er al eerder over geschreven in Dutch Birding? Hoe denkt men in het veld hierover?

Taigarietganzen: herkenning vergt ervaring

11 december 2010  ·  27417 × bekeken

Het beeld dat rietganzenexpert Thomas Heinicke op de Sovondag schetste, loog er niet om: de Taigarietgans Anser fabalis fabalis is inmiddels een zeer schaarse overwinteraar in Nederland. Tijdens het natrekken van claims van Taigarietganzen in januari 2009 in Nederland, vond hij 17.000 Toendrarietganzen A. serrirostris rossicus tegenover 0 Taigarietganzen. In de laastste decennia zijn Taigarietganzen steeds noordelijker gaan overwinteren. Tegenwoordig komen ze 's winters niet verder dan het uiterste noordoosten van Duitsland, Polen en het zuiden van de Baltische staten. Daarentegen is de Toendrarietgans sinds de jaren zeventig enorm toegenomen als overwinteraar in Nederland. Deze drastische veranderingen in het optreden van beide rietganzensoorten is gedetailleerd beschreven door ornitholoog Huyskens. Hij schrijft eveneens uitgebreid over de determinatieperikelen die daardoor ontstonden. Was het in de jaren '60 nog de kunst om een groepje Toendrarietganzen juist te determineren, het probleem ligt nu precies andersom. De focus ligt nu op het vinden van Taigarietganzen. Arnoud van den Berg heeft dat al eerder in deze rubriek aangegeven. De laatste winters hebben - terwijl de waarnemerintensiteit hoog is en er veel rietganzen zijn gefotografeerd - maar enkele groepjes of losse individuen van zekere Taigarietganzen opgeleverd. Het gaat dan om de vogels waarover ook de 'preciezen' geen twijfel hebben, zoals de groepjes van vorige winter bij Woldendorp en het Zeeuwse Retranchement. Verondersteld wordt dat sinds de laatste echt strenge winter van 1986 Taigarietganzen hooguit met enkele honderdtallen en de laatste jaren zelfs met enkele tientallen in Nederland overwinteren. Elke vogelaar mag zich dus serieus afvragen of die Taigarietgans wel terecht op zijn lijst staat.

TaigaBoven1
Taigarietganzen Anser fabalis Taiga Bean Goose. Woldendorp, Delfzijl, 20 februari 2010 (André Boven). Let op de gele snavels, de lange halzen en de lange vleugels.

TaigaBoven2
Taigarietganzen Anser fabalis Taiga Bean Geese en Kleine Rietganzen Anser brachyrhynchus Pink-footed Geese. Woldendorp, Delfzijl, 20 februari 2010 (André Boven).

In feite bevestigde de presentatie van Thomas Heinicke het beeld dat al was ontstaan tijdens de uitgebreide discussie op waarneming.nl over het rietganzenprobleem. In deze discussie is het probleem inmiddels in de volle breedte gepasseerd: taxonomie, verspreiding en herkenning. Wie een indruk wil krijgen van de veelomvattendheid daarvan, verwijzen we naar de discussie. In deze bijdrage beperken we ons tot het de herkenning van Taigarietganzen.

De dag nadat nadat we daarmee konden oefenen in de workshop op de Sovondag, ontdekte Bas van de Meulengraaf een mooie groep bij Luissel. Dat zich juist hier zo'n relatief hoog aantal van maximaal 45 exemplaren aandiende, is overigens niet zo verwonderlijk. De Taigarietgans staat bekend als een soort die trouw is aan zijn overwinteringsplaats. De driehoek tussen Boxtel, Helvoirt en Den Bosch noteerde Huyskens eind jaren '60 al als één van de laatste plaatsen in Noord-Brabant waar nog Taigarietganzen overwinterden. Ruud van Dongen deelde ons in het veld mee dat hij nog (vrijwel) iedere winter een groep in dit gebied tegenkomt, hoewel aantallen van boven de honderd de laatste jaren bij lange na niet meer gehaald worden. De groep bij Luissel lijkt dus een restant van het historische voorkomen in de regio.


Taigarietgans Anser fabalis Taiga Bean Goose. Luissel, Boxtel (NB), 4 december 2010 (Albert de Jong). Taigarietganzen op het moment dat ze aan de rand van de groep Toendra's foerageren en de vogels wat door elkaar gaan lopen. Precies halverwege is een Kleine Rietgans te zien. Aan het einde een mannetje Toendra.

Deze groep bood ons de prachtige gelegenheid om te oefenen met het onderscheiden van Toendra- en Taigarietgans. Naast de groep Taiga's bevond zich hier op 4 december namelijk ook een groep Toendrarietganzen. Op die datum hebben ondergetekenden beide groepen tussen 9.00u en 13.45u geobserveerd. De hamvraag is natuurlijk waar je in het veld op let. We komen op basis van de belangrijkste determinatieliteratuur (Huyskens 1986, Barthel et al 1989 en Heinicke 2005) dan tot de volgende samenvatting.

Ten opzichte van Toendrarietganzen zijn Taigarietganzen groot, vaak wel zo groot als een Grauwe Gans A. anser. Ze hebben een langgerekt postuur, soms met een opvallend volle borst. De lange, relatief dunne hals en het afgeplatte voorhoofd, waardoor een gestrekt kop-snavelprofiel ontstaat, herinneren aan Wilde Zwaan. In vlucht onderscheiden Taiga's zich behalve door hun lange hals ook door de relatief lange, smalle vleugels. Een vaak genoemd kenmerk is de witte bevedering rond de snavelbasis. Taigarietgans zou die vaker hebben. Maar voorzichtigheid is hier geboden omdat Toendra deze witte bevedering ook regelmatig heeft.


Toendra
Toendrarietgans Anser serrirostris Tundra Bean Goose, adult. Staphorsterveld, Staphorst, 23 januari 2009 (PieterGeert Gelderblom). Een klassieke Toendrarietgans, let op de grotendeels donkere snavel met hoge basis en de 'grinning patch' tussen boven- en ondersnavel.

TaigaPieterGeert
Taigarietgans Anser fabalis Taiga Bean Goose, adult. Luissel, Boxtel, 4 december 2010 (PieterGeert Gelderblom).

De snavel van de Taigarietgans is doorgaans slank en naar de punt vaak iets neerwaarts gebogen. De bovensnavel heeft gemiddeld een lagere basis dan die van Toendrarietgans. De ondersnavel is recht en mist de welving aan de basis die Toendrarietganzen hun karakteristieke 'grijns' bezorgt. Hoewel er ook Taigarietganzen bestaan met een grotendeels zwarte snavel, kan in zijn algemeenheid gesteld worden dat in elk geval bij de Taigapopulaties van waaruit we in West-Europa vogels kunnen verwachten, grotendeels geelsnavelige vogels de meerderheid uitmaken. Volgens Thomas Heinicke is de snavelkleurverdeling die gegeven is in Burgers e.a. (1991) nog steeds een goed uitgangspunt.

Het geluid vormt een goede aanwijzing wat betreft de identificatie. De meest karakteristieke roep van Taiga is laag en tweelettergrepig, sterk herinnerend aan Grauwe Gans. Toendra's daarentegen roepen gemiddeld (!) hoger en vaker meerlettergrepig. In de literatuur genoemde kenmerken die vrijwel alleen in de hand hun dienst kunnen bewijzen zijn de vorm van de nagel (van boven gezien rond, in plaats van ovaal teruglopend op de bovensnavel), het aantal 'snijtandjes', de tarsuslengte en de lengte van de middenteen.

De gedachte dat in het veld aan de hand van bovengenoemde, individuele kenmerken iedere rietgans op soort gebracht kan worden, is beslist een illusie. Alleen al omdat er sprake is van een flinke individuele variatie. Voor een deel kan deze verklaard worden uit verschillen in geslacht en leeftijd. Met name volwassen mannetjes rietganzen zijn relatief zeer fors en hebben niet zelden een lange, grotendeels gele snavel. Vrouwtjes Taigarietganzen overlappen in grootte met mannetjes Toendrarietganzen. Het is dan ook veelzeggend dat veel onderzoekers in hun verslagen melding maken van een verhoudingsgewijs hoog percentage van oorspronkelijk foutief gedetermineerde exemplaren.

ToendraRijswijk
Toendrarietgans Anser serrirostris Tundra Bean Goose, adult mannetje. Rijswijkse Buitenpolder, Buren (GE), 23 december 2009 (PieterGeert Gelderblom). Een vogel die oppervlakkig bezien enkele kenmerken heeft van een Taiga: veel geel op de snavel, een min of meer driehoekig kop-snavelprofiel en witte veertjes boven en naast de snavelbasis. Let echter op de dikke hals en de uitbuiging in de ondersnavel. Bestudering van het groepsverband wees uit dat de vogel gepaard was met een vrouwtje Toendrarietgans.

Waar veel veldwaarnemers focussen op individuele ganzen, vraagt het rietganzenprobleem daarom om een andere aanpak. 'Groepsidentiteit' is hierbij het sleutelwoord. Huyskens (1986) schrijft daar het volgende over (pag. 140): "Het is bij mijn weten uniek in de verdornithologie: de twee Europese rietganzentypes herkent men aan de groep. Paul Maes vond het juiste woord: Rietganzen hebben een groepsidentiteit. Wie een groep Rietganzen in de vereiste voorwaarden voor zich heeft en een opvallende meerderheid van vogels met veel geel aan de snavel ziet, staat voor een groep fabalis; hebben de vogels hoofdzakelijk zwart aan de snavel, dan is het een groep rossicus." Heb je op basis hiervan eenmaal een groep rietganzen gedetermineerd, dan zal in de regel blijken dat de vogels in deze groep ook voldoen aan de andere kenmerken.

Het is dus raadzaam rietganzen altijd groepsgewijs te determineren, en niet een uit de kluiten gewassen exemplaar in een groep Toendrarietganzen direct als Taigarietgans te bestempelen. Juist doordat Taigarietganzen meestal in lossere groepen foerageren dan Toendra's, is het vaak goed mogelijk om een beeld te krijgen van de familieverhoudingen. En dan valt soms ineens op dat die ene langhalzige (want alerte!), geelsnavelige 'Taigarietgans' wel verdacht dicht bij dat groepje klassieke Toendrarietganzen in de buurt blijft... Voor het op naam brengen van een solitaire rietgans is naast voldoende ervaring met beide taxa ook een langdurige observatie onder goede omstandigheden noodzakelijk.

ToendragroepAlbert
Toendrarietgans Anser serrirostris Tundra Bean Goose. Polder Sliedrecht, 12 januari 2010 (Albert de Jong). Een typisch familiegroepje Toendrarietganzen met korte, gedrongen halzen en een duidelijk zichtbare 'grinning patch' in de snavel. De meeste vogels hebben deze kleurverdeling op de snavel waarbij het geel beperkt is tot een bandje.

TaigaAlbert
Taigarietganzen Anser fabalis Taiga Bean Geese, Toendrarietganzen A. serrirostris Tundra Bean Geese en Kolganzen A. albifrons Greater White-fronted Geese. Luissel, Boxtel (NB), 4 december 2010 (Albert de Jong). Op deze foto is goed de 'waterscheiding' tussen de Taiga- en de Toendrarietganzen te zien.

Nu naar de vogels bij Luissel. Het ging hier volgens onze telling op 4 december om 45 exemplaren: een los groepje van vier Taiga's en een grote groep van 41 Taiga's samen met enkele tientallen Grote Canadese Ganzen Branta canadensis, zes Toendrarietganzen, drie Kolganzen A.albifrons en een Kleine Rietgans A. brachyrhynchus. In de nabije grotere groep Toendrarietganzen bevond zich op dat moment dus geen enkele Taigarietgans. Het was het opmerkelijk dat toen de groep Taiga's zich aan het begin van de middag verplaatsten naar hetzelfde perceel als waar de Toendra's verbleven, de beide groepen zich nauwelijks vermengden. Door het verschil in formaat en snavelkleur tussen de twee soorten was soms zelfs met het blote oog te zien waar de Taiga's en waar de Toendra's liepen.

De groep van 41 bestond voor zover wij van afstand konden zien uit 38 adulte en slechts drie jonge vogels. Door de combinatie van gedrag, postuur en snavel konden sommige vogels als mannetjes en andere als vrouwtjes worden herkend. Uiteraard waren we benieuwd in hoeverre de indeling naar snaveltekening uit Burgers e.a. (1991) bij deze groep op zou gaan. Bij deze indeling staat type A voor een vrijwel geheel gele snavel en type D voor een zwarte snavel met uitsluitend een geel ´sigarenbandje'. Tot onze verrassing bleken onze notities over de vogels bij Luissel (15% type A, 66% type B, 17% type C en 2% type D) prachtig overeen te komen met de in Burgers e.a. (1991) genoemde verhoudingen! De meeste vogels hadden een relatief ondiepe snavelbasis en geen enkel exemplaar had een duidelijke uitbuiging aan de basis van de ondersnavel. Zeker zeven vogels (17%) hadden een smal wit streepje boven de snavel. Vooral wanneer de vogels foerageerden vielen bij veel exemplaren de lange 'kronkelnek' en de volle borst op. De vogels foerageerden in een losse groep en toen ze opvlogen was ook de roep te horen. Dick Groenendijk, die enkele opnamen heeft gemaakt, deelde ons mee dat de roep wel een goede indicatie geeft, maar dat deze vooralsnog niet als diagnostisch kenmerk kan worden beschouwd.

SonogramTaiga
LINK
Taigarietgans Anser fabalis Taiga Bean Goose. Luissel, Boxtel (NB), 3 december 2010 (Dick Groenendijk). Eerst zijn twee 'losse' roepjes van Taigarietgans te horen, daarna een vergelijkbare roep van Grauwe Gans.

LINK
Taigarietgans Anser fabalis Taiga Bean Goose. Luissel, Boxtel (NB), 3 december 2010 (Dick Groenendijk). Bij deze opname hoor je de groep ganzen waarin de Taigarietganzen zich bevonden rondvliegen. Met name aan het begin van de opname hoor je ze ertussen en vooral tussen 35-45 seconde hoor je de Taiga's naar achteren vliegen. Vanaf circa 50 seconde hoor je vooral Toendrarieten (ter vergelijking).

De groep Taigarietganzen bij Luissel vormde een mooie kans om ervaring op te doen met de verschillen tussen de beide rietganzentaxa. Helaas lijken de vogels het gebied op 6 december alweer verlaten te hebben. Hopelijk komt er spoedig een nieuwe gelegenheid, want herkenning vergt eerst en vooral ervaring!

PieterGeert Gelderblom en Albert de Jong

 

Literatuurverwijzingen

Barthel, P.H. e.a. Die Bestimmung von Gänsen der Gattung Anser. Limocola 3: 1-31, 1989.

Burgers, J. e.a. Origins and systematics of two types of the bean goose Anser fabalis (Latham, 1787) wintering in the Netherlands. Ardea 79: 307-316, 1991. Link (er wordt om een geldig e-mail adres gevraagd).

Heinicke, T. e.a. Zur Bestimmung von Saatgans (Anser f. fabalis, A.f. rossicus) und Kurzschnabelgans (Anser brachyrhynchus) und deren Auftreten in Ostdeutschland. Mitt. Ver. Sächs. Ornithol. 9: 533-553, 2005. Hier te downloaden.

Huyskens, P.R.G. Het Europese Rietganzenprobleem Anser fabalis. Oriolus 52: 105-255, 1986.

Discussie

Max Berlijn  ·  12 december 2010  16:59, gewijzigd 12 december 2010  21:47

Nieuwe plek van de vogels?: http://waarneming.nl/waarneming/view/51261611 (zie digi's Arnoud met ook een vogel met een witte buikstreep). Zijn hier ook al in eerdere jaren gezien. Groet Max

Ies Goedbloed  ·  13 december 2010  09:49

Goed werk! Knap om deze materie goed leesbaar weer te geven. Groet, Ies

Willem Wind  ·  14 december 2010  22:20

Sluit me geheel aan bij Ies, erg nuttig! Twee andere links over de herkenning van beide rietganzen met veel foto's en uitleg inbegrepen; http://www.sovon.nl/default.asp?id=877 http://www.sovon.nl/pdf/heinicke_presentatie_rietgansdeterminatie_sovondag.pdf Een ander fraai stukje over 'rietganzen' staat op de Hoax-site (lees het met een flinke knipoog ;) ) http://hoaxbirders.tk/ (te vinden onder 'nieuws' en dan het derde kopje) Groet, Willem

Willem Wind  ·  14 december 2010  22:29

Ah de link van de presentatie zelf was al gegeven zie ik net.... ;)

Albert de Jong  ·  16 december 2010  19:07

Correctie: 'zuiden van de Baltische staten' in de eerste alinea moet natuurlijk 'Zweden en Denemarken' zijn. Haha, het Hoaxverhaaltje kende ik al en ik heb er net weer om gelachen.

Arnoud B van den Berg  ·  20 december 2010  00:06

Prima overzicht. Wat betreft Theo's verwijzing in een eerder commentaar naar Heinickes opmerking over geluid als kenmerk sluit ik me aan bij de nuancering van Dick. Het zou kennelijk gaan om de dubbele gak-roep van Taigariet; sonagrammen van deze dubbele gak-roep, zoals op de opname van Dick, zijn echter (iig zo goed als) identiek aan dubbele roepen van zuivere Toendrarietgroepen. Heinicke heeft inmiddels Boxtelse opnamen van Taiga's ontvangen maar hij kon (nog) niet uitleggen of er sprake was van diagnostische roepen. Wel suggereerde Barthel (pers meded) dat Heinickes opmerking over het geluid niet is gebaseerd op eigen veldonderzoek maar op determinatieartikelen waarin Barthel als auteur op zijn beurt Naumann had geciteerd. Naumann had kennelijk de ervaring dat Toendra gewoonlijk een driedelige gakroep laat horen en Taiga een dubbele gakroep. Als het inderdaad draait om de bewering van Naumann, die leefde in een tijd dat geluidsonderzoek anecdotisch was, dan ondergraaft ook dat de waarde van deze roep als kenmerk. Dick illustreert dat de toonhoogte van groepsgeluiden gemiddeld iets lager is bij Taiga dan bij Toendra maar dat is mede afhankelijk van akoestiek, leeftijd en geslacht en dermate gering dat het op een sonagram niet goed is te beoordelen. Zelf heb ik langzamerhand twijfels of wintergroepen van de Europese rietganstaxa een diagnostisch geluidsverschil laten horen.

Arnoud B van den Berg  ·  20 december 2010  10:50

PS: Op de Sovon-pdf van Heinickes lezing wordt geluid niet als kenmerk vermeld; zie http://www.sovon.nl/pdf/heinicke_presentatie_rietgansdeterminatie_sovondag.pdf

Albert de Jong  ·  20 december 2010  11:03

Heinicke verwijst inderdaad naar Barthel. Dat die op zijn beurt weer naar Naumann verwijst, staat niet vermeld in zijn artikel. Vorige week heb ik een ochtend bij een groep toendrarieten waar regelmatig kleine groepjes uit opstegen. Diverse keren ook zware, tweelettergrepige roepen gehoord en hogere roepjes die lang niet altijd drielettergrepig waren. Meest frequent was nog wel de 'snaterende' roep zonder veel vocaliteit. Wat geluid betreft keerde ik na die ochtend toch vertwijfeld terug. Ook hierin zit dus enorme variatie.

Albert de Jong  ·  20 december 2010  11:09

Heinicke heeft geluid wel genoemd als aanwijzing. Een zwakte van de powerpoint is dat er geen foto's van groepjes taiga's in staan, wat ons weer laat focussen op individuen. Blijkbaar zijn ze 'boven' ons ook lastig te fotograferen.

Ben Gaxiola  ·  20 december 2010  11:44

In de workshop noemde Heinicke specifiek geluid als onderscheidend kenmerk. Hij liet hierbij ook geluidsfragmenten horen. Bij deze fragmenten leek het allemaal simpel, maar dat blijkt/lijkt het helaas toch niet te zijn...

Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.

Feedback?