AO/WPO-blog
De Atlantic Odyssey: verslag van zeer afgelegen eilanden met dito soorten
20 april 2013 · 7205 × bekeken
Zuidelijke Atlantische Oceaan, 100 km ten noorden van Tristan da Cunha, 18 april 2013
Met ongeveer 9 knopen vaart de Plancius nu in de richting van Sint Helena. De temperatuur is gestegen tot 19 graden en de wind is 7 Beaufort.
't Gebrooken Eylant
Woensdag 17 april wordt de grote dag: we gaan proberen om zowel Nightingale Island als Inaccessible Island te bezoeken. We hebben tot nu toe steeds geluk gehad, alle landingen zijn doorgegaan. ’s Morgens vroeg komen we aan bij Nightingale Island, ontdekt door Nederlanders die het ’t Gebrooken Eylant noemden. De Engelsen maakten er later weer Nightingale Island van. Er liggen nog twee kleinere eilanden naast: Middle Island en Stoltenhoff. Dit laatste is genoemd naar twee Duitse broers die hier een autarkisch bestaan wilden opstarten met behulp van wat schapen en geiten, omdat ze Tristan da Cunha te vol vonden. Het is ze niet gelukt.
Nightingale Island (links) en Stoltenhoff Island (rechts) (Marc Guyt/AGAMI)
De lijster en de gorzen
Bij de landingsplaats worden we direct verwelkomd door Subantarctische Pelsrobben, zowel volwassen dieren als puppies. Bij de eerste sprong op land sta ik oog in oog met een Tristanlijster. Het hele eiland blijkt er mee vergeven. Ze hebben korte vleugels en fladderen meer dan vliegen. De lijsters zijn uiterst tam. Ze foerageren als merels, maar we zien ze ook pikken van de kadavers van zeevogels. Na enig geklauter belanden we in een soort rietveld van twee, drie meter hoog grasachtig spul, een Spartina-soort. Overal kwelen de Nightingale Buntings, die net zo tam zijn als de lijsters. Het is de kleinsnavelige soort, Nesospiza questi. Bovenop leeft de grootsnavelige Nesospiza- soort, de Grosbeak Bunting, N. wilkinsi. Dit is een van de zeldzaamste vogelsoorten ter wereld met een populatie van slechts 50 paar. Hij komt uitsluitend op Nightingale voor en wij gaan hem opzoeken.
Tristan Thrush Nesocichla eremita (Marc Guyt/AGAMI)
Pino’s
Om bovenop het eiland te komen klimmen we via een graspad door het “rietveld”. We lopen over een tapijt van Prion-vleugeltjes, resten van de Tristan Skuas die prederen op de Broad-billed Prion. Deze broedt in holen onder onze voeten, net als de Grote Pijlstormvogels. Twee keer schuifelt een Grote Pijl vlak voor onze voeten uit een hol. Waanzinnig om deze zeevogel zo te zien, op grijpafstand. Over ons heen vliegen veel Grote Pijlen, net als Sooty Albatrosses. Het pad wordt regelmatig versperd door jonge Geelsnavelalbatrossen, waarvan sommige nog steeds op hun nest zitten. Het zijn echte Pino’s om te zien, die met stampvoeten en snavelklappen naar ons dreigen. De vogels worden niet meer gevoerd door de ouders en zullen elk moment uitvliegen. Bovenop de heuvel zien we in een soort tropisch bos vlot de Grosbeak Bunting. Weinig mensen voor ons hebben deze soort gezien. Zelfs de Inaccessible Island Flightless Rail is door meer mensen gezien! Na de bijzondere boomvarens en de in het bos zittende jonge albatrossen te hebben bewonderd, glibberen we weer naar beneden voor de Rotsspringers. De kolonie is, in tegenstelling tot die van Gough, al verlaten en we zien nog maar twee vogels.
Great Shearwater Puffinus gravis Marc Guyt/AGAMI
Ontoegankelijk Inaccessible
Inaccessible Island loop uit op een deceptie. De kwartiermakers geven allereerst groen licht voor een landing. Als ik me net in regenbroek, laarzen en reddingsvest heb gehesen, wordt de operatie toch afgeblazen. De scouts hebben een nat pak opgelopen, de golven zijn te hoog en de deining te sterk. Daar gaat de kans op de niet-vliegende ral met de onmogelijke naam. De Nightingale Grosbeak blijft de trofee van de dag.
Inaccesible Island aan de horizon (Marc Guyt/AGAMI)
Grienden en Clymene’s Dolphins
Als we terugvaren naar Tristan zwemt er een groep van ongeveer acht Grienden mee. Prachtige, niet al te grote zwarte walvissen met een sterk gekromde rugvin waar ze eenvoudig aan zijn te herkennen, ware het niet dat ook de Griend is opgesplitst in een paar soorten. Onze blijken Long-finned Pilot Whales te zijn. Even later duikt er een enorme groep dolfijnen op, van wel honderd of misschien nog wel meer. De groep zwemt snel en de dolfijnen springen daarbij volledig uit het water, een spektakel. De digitale fotografie blijkt weer een zegen te zijn bij de herkenning van dit soort dieren. Het zijn Clymene’s Dolphins. Ik heb er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord.
De laatste albatrossen?
Donderdag 18 april. ’s Morgens liggen we nog voor anker bij Tristan da Cunha. De wind is toegenomen en zal volgens verwachting sterk toenemen. Een tweede bezoek aan Tristan wordt daarom afgeblazen. We kunnen niet landen, te gevaarlijk. Rond negen uur licht de Plancius het anker. Op naar Sint Helena. De uren daarna neemt de wind toe tot 7 Beaufort, en de golven zijn niet mals. Gelukkig hebben we deze steeds recht op de boeg en niet van opzij. Gedurende de dag neemt het aantal zeevogels sterk af. We noteren toch nog een paar mooie soorten: Tristan Albatross, Sooty Albatross, Atlantic Yellow-nosed Albatross, Soft-plumaged Petrel. Spectacled Petrel, Great-winged Petrel, White-bellied en Black-bellied Storm Petrel, Grote Pijlstormvogel, Tristan Skua en Antarctic Tern. We houden er rekening mee dat we vandaag voor het laatst albatrossen hebben gezien. We kijken daarom elke albatros na, tot deze als een stipje aan de horizon verdwijnt.
Tristan Albatross Diomedea dabbenena en Great Shearwater Puffinus gravis (Marc Guyt/AGAMI)
Sooty Albatross Phoebetria fusca (Marc Guyt/AGAMI)
Zuidelijke Atlantische Oceaan, 20 april 2013
De temperatuur is gestegen naar 24-25 graden. De Plancius koerst op 14 graden richting Sint-Helena. De afgelopen twee dagen waren stille dagen. We hebben duidelijk de (sub)antarctische, voedselrijke wateren verlaten en we zien nauwelijks nog vogels. Op 19 april vliegt er nog één Sooty Albatross langs en dat is echt de laatste. Spectacled Petrels houden het nog het langst vol, daarvan zien we er in totaal nog een stuk of acht. Verder op die dag nog enkele Donsstormvogels, 1 Grote Pijlstormvogel, 5 Grauwe Pijlstormvogels, 1 Great-winged Petrel en 1 White-bellied Storm-petrel. 20 april levert nog 3 Spectacled Petrels en 1 White-bellied Storm-petrel op. Een leuke waarneming is van een trekgroepje van 5 Noordse sterns, die tegen de noordenwind in boksen, op weg naar hun broedgebieden. Hoogtepunt van de dag is een Roodsnavelkeerkringvogel die een tijdje met de Plancius meevliegt. Opvallend is dat deze soort actief vliegt, met constante snelle vleugelslagen. Hij zweeft dus niet, zoals alle stormvogels en albatrossen. Daar zijn de vleugels te kort voor. Het lijkt me een energievretende manier van vliegen boven de oceaan. De verwachting is dat we de komende dagen meer keerkringvogels gaan zien.
Red-billed tropicbird Phaethon aethereus (Marc Guyt/AGAMI)
Ruud van Beusekom