Recensies
Rare Birds of North America
25 april 2014 · 8580 × bekeken
Howell, S.N.G., Lewington, I & W. Russell, 2014. Princeton University Press. Harde kaft, 448 pag. ISBN 978-0691117966. Verkrijgbaar bij www.natuurenboek.nl voor € 24,- (incl. gratis verzending).
Wat van ver komt, is lekker. En dat geldt ook voor vogels. Aan de overkant van de grote plas leidde deze appeal van dwaalgasten o.a. tot de oprichting van de American Birding Association (ABA), 'voorloper' en voorbeeld van de DBA. Maar is het in Nederland nog te overzien; twitchen in de ABA-regio vindt toch op een compleet andere schaal plaats. Waar we Europa echter een speciale (inmiddels weliswaar verouderde) veldgids voor zeldzaamheden (Lewington et al. 1991) hebben, en boeken die het voorkomen van deze rariteiten beschrijven (o.a. Slack 2009), ontbrak iets dergelijks tot voor kort in Noord-Amerika. Die lacune is nu gevuld met een boek dat beide functies in zich verenigt.
Van de auteurs is natuurlijk Steve Howell bekend als veelschrijver van artikelen en boeken, met name over zeevogels (vooral tubenoses en meeuwen), kolibries, de vogels van Mexico en allerhande determinatie-stukken. Will Russell is oprichter (in 1973) en directeur van WINGS, een reisorganisatie gespecialiseerd in vogelreizen over de hele wereld en heeft daardoor veel ervaring met de vogels die Noord-Amerika zijn te zien. Het is daardoor een goed doorwrocht, gedegen boekwerk geworden.
'Rare Birds of North America' beschrijft 262 soorten die sinds 1950 in de Verenigde Staten (exclusief Hawaii en andere overzeese gebiedsdelen) en Canada als dwaalgast zijn waargenomen, dat wil zeggen de soorten met gemiddeld minder dan vijf gevallen per jaar. Deze zijn afkomstig uit drie regio's, namelijk de Oude Wereld, de tropische streken van de Nieuwe Wereld (veelal uit Mexico, maar ook intercontinentale trekvogels uit Zuid-Amerika) en 's werelds oceanen.
Naast de gebruikelijke inleidende hoofdstukken ('What is a rare bird?' en 'Topography, molt and ageing') zijn vooral twee hoofdstukken al de aanschaf van dit boek waard. 'Migration and vagrancy in birds' beschrijft de mechanieken die trekvogels kunnen doen 'verdwalen'. Opvallend is dat hier veel parallellen zijn te trekken met het verschijnen van zeldzaamheden in Europa, zoals deze bijvoorbeeld ook door Vinicombe & Cottridge (1996) en Slack (2009) naar voren worden gebracht. Het is erg leuk om dit eens in een andere context te zien. In het volgende hoofdstuk wordt de herkomst van verschillende soorten behandeld, per (eerder genoemd) herkomstgebied, en biedt het een analyse van de spreiding van de verschillende gevallen in Noord-Amerika. Het zal niemand verbazen dat de meeste Mexicaanse soorten (en die van verder zuidelijk) in het zuiden van de VS opduiken (Texas is hoofdleverancier), en dat de Oost-Aziatische vogels met name in Alaska en aan de westkust verschijnen (wat in het voorgaande hoofdstuk al werd verklaard). Maar de uitzonderingen daarop zijn legio (o.a. Bruine Klauwier op Nova Scotia, Grijskopmeeuw en Azure Gallinule in New York, en Citroenkwikstaart in Tennessee), en dat maakt het fenomeen vogeltrek in het algemeen, en dwaalgasten in het bijzonder (en daarmee dit boek) nu juist zo interessant!
De bulk van het boek bestaat natuurlijk uit de soortbeschrijvingen, die ca. 360 pagina's voor hun rekening nemen. Iedere soort komt dus ruim aan bod, met meer aandacht voor de lastiger soorten (qua determinatie). En ondanks dat het boek natuurlijk Amerikaanse en Canadese vogelaars als doelgroep heeft, heeft het ook Europese vogelaars veel te bieden. Natuurlijk zullen veel van de Midden- en Zuid-Amerikaanse soorten die ten noorden van de Rio Grande zijn vastgesteld hier nooit in wilde staat opduiken (hoewel, wat te denken van die Fork-tailed Flycatcher in Spanje; Ardeola 54: 405-466?!). En de soortteksten van Vink, Kleine Rietgans, Zwarte Ruiter en Kramsvogel zullen de meeste lezers hier over kunnen slaan. Maar daar staat tegenover dat veel Oost-Palearctische en Noord-Amerikaanse vogels die we bij ons hopelijk eens te mogen verwelkomen worden behandeld. Deze worden dan vaak nog vergeleken met gelijkende soorten die wij goed kennen (omdat veel Europese soorten in de VS nu eenmaal dwaalgast zijn) en hierbij worden in veel gevallen de nieuwste kenmerken benoemd, zodat bijvoorbeeld tekst en tekeningen bij Amerikaanse Watersnip (want vergeleken met onze Watersnip), Amerikaanse Blauwe Kiekendief (vs. Blauwe Kiekendief) en de stints (Kleine- en Roodkeelstrandloper vs. Alaska- en Kleinste Strandloper) zeer leerzaam zijn. Daarnaast worden van verschillende soorten die al in Europa zijn vastgesteld kleden beschreven en afgebeeld die men in de bekende veldgidsen vaak tevergeefs zal zoeken, zoals bijvoorbeeld het juveniele kleed van de Bronskopeend.
De soortbeschrijvingen worden in alle gevallen gelardeerd met kleurenplaten, waarbij vaak ook meerdere kleden, ondersoorten of andere variatie (waar relevant) worden afgebeeld. Het is niet helemaal toevallig dat Ian Lewington de illustraties in de eerdergenoemde Europese gids voor zeldzaamheden verzorgde en nu weer in dit Amerikaanse boek. Lewington is sinds 1991 namelijk flink gegroeid als illustrator. Lezers van zijn bijdragen aan (ID-)artikelen in bijvoorbeeld Birding World en British Birds kunnen dat beamen. Hadden zijn tekeningen vroeger af en toe misschien nog iets karikaturaals, nu zijn het prachtige en vooral zeer levensechte platen die van het papier afspatten. En omdat het geen klassieke veldgids betreft, waar zoveel mogelijk afbeeldingen op een pagina moeten worden 'geperst', zijn de tekeningen vrij groot afgedrukt wat ze heel duidelijk maakt.
De tekst focust verder op de determinatie (van de verschillende kleden en leeftijden), maar wat hierin echter ontbreekt is dat vergelijkbare soorten in de tekst maar zeer kort (of niet) worden besproken. Daarvoor zal men dus toch de gangbare veldgidsen moeten raadplegen. In de soortteksten wordt daarnaast het voorkomen in Noord-Amerika (vaak alle gevallen, of anders een algemeen beeld van het voorkomen) besproken, met daarbij commentaar op seizoens- en geografische spreiding van de gevallen en eventuele patronen daarin. Hier wordt vaak verfrissend open gekeken naar het optreden van dwaalgasten en de redenen daarvoor.Soorten of gevallen die volgens de auteurs zeker vagrancy potential hebben, maar door respectievelijke commissies (landelijk dan wel die van een bepaalde staat) zijn afgewezen, worden even uitgebreid behandeld als de overige (aanvaarde) soorten. Maar ook uiten de auteurs soms hun twijfels bij weer andere gevallen, waarvan ze een wild voorkomen in Noord-Amerika als onwaarschijnlijk achten. Terwijl men aan het boek werkte, kwamen ze zelfs soorten tegen die ten onrechte op de ABA-checklist stonden; die zijn door de ABA Checklist Committee (het Noord-Amerikaanse equivalent van de CDNA) dan ook verwijderd.
Het boek wordt afgesloten met een bijlage waarin een drietal nieuwe soorten voor Noord-Amerika (gedurende 2011-2012; te laat om de volledige behandeling te krijgen)) kort worden genoemd, een bijlage met soorten/gevallen die soms worden genoemd in de literatuur maar die algemeen als twijfelachtig worden beschouwd, een lijst met nieuwe soorten per jaar (1950-2011) en een uitgebreide literatuuropgave.
Natuurlijk is een boek als dit al enigszins verouderd op het moment van publicatie, want de afgelopen periode zijn al weer enkele nieuwe soorten voor Noord-Amerika vastgesteld, maar dat is onvermijdelijk en doet niets af aan dit fantastische werk. Een must in de boekenkast van iedere Dutch birder!
Gert Ottens
Discussie
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.