Een nieuwe soort Strix-uil in Oman / A new species of Strix owl from Oman

4 oktober 2013  ·  Arnoud B van den Berg  ·  269055 × bekeken

[VOOR HET GEHELE ARTIKEL / FOR THE FULL ARTICLE: DOWNLOAD PDF]

omslag DB 35-5

In het nieuwste nummer van Dutch Birding, vol 35-5, 2013, publiceren Magnus Robb, Arnoud B van den Berg en Mark Constantine van The Sound Approach een nieuwe soort uil voor de wetenschap. Het gaat om de eerste 'niet-cryptische' nieuwe vogelsoort voor de WP in 40 jaar. De vorige was Algerijnse Boomklever Sitta ledanti in 1973! Het hele artikel is te lezen in Dutch Birding; klik HIER voor een pdf. Hieronder volgt een samenvatting, inclusief enkele foto's en links naar bij het artikel horende geluiden. Een 'blog' over deze spectaculaire ontdekking is hier te lezen: http://soundapproach.co.uk/omani-owl-diary-of-discovery

The latest issue of Dutch Birding features the publication by Magnus Robb, Arnoud B. van den Berg and Mark Constantine of an owl species new to science. It involves the first 'non-cryptic' new bird species for the Western Palearctic published in 40 years, since the Algerian Nuthatch Sitta ledanti in 1973! The full paper (in English) could be read in Dutch Birding 35-5; click HERE for a PDF. A summary (in Dutch) is given below, including two photos and links to sound files. For a blog about this spectacular discovery please visit the Sound Approach Website: http://soundapproach.co.uk/omani-owl-diary-of-discovery


Op 24 maart 2013 werd een nieuwe soort Strix-uil ontdekt in Al Jabal Al Akhdar, het centrale deel van het Al Hajar-gebergte in het noorden van Oman. Van grote afstand werden toen drie verschillende vocalisaties opgenomen, die alle afweken van bekende soorten op het Arabisch Schiereiland en elders. Drie nachten later werd de uil opnieuw gehoord en toen konden betere opnames worden gemaakt. Vanwege het vermoeden dat het een nieuwe soort betrof, volgden er bezoeken in de laatste week van april, de tweede helft van mei en in juli 2013. Eind april werd geen spontane vocalisatie gehoord maar één uil reageerde uiteindelijk wel op playback, en kon als eerste worden gezien. Dit betrof een nieuw exemplaar op 2 km van de oorspronkelijke locatie. Op 24 mei werd de eerste foto gemaakt op de eerste locatie, en op 26 mei volgde een uitgebreide serie foto's van hetzelfde individu. Het totale aantal opgenomen individuen steeg in mei tot zes of zeven, alle hoog op kliffen boven dezelfde wadi. In juli werden opnieuw foto's gemaakt van hetzelfde exemplaar als op 24-26 mei, dat er inmiddels gehavend uitzag, vermoedelijk vanwege lichaamsrui.

Geluids- en verenkleedkenmerken demonstreren dat de in mei opgenomen en gefotografeerde uilen een nieuwe soort vertegenwoordigen, waarvoor de auteurs de naam Omaanse Uil Strix omanensis voorstellen. Het holo­type betreft het naar wordt aangenomen nog levende exemplaar in plaat 374. Er worden ook andere foto's en vier sonagrammen van hetzelfde exemplaar getoond. De coördinaten van de typelocatie in Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar-gebergte, Al Batinah, Oman, zijn 23˚18'N, 57˚41'E.

1
Holotype van Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl, Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman, 24 mei 2013 (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

Het beschrijven van een nieuwe soort door middel van een illustratie is controversieel maar wel expliciet toegestaan in artikel 72.5.6 en 73.1.4 van de International Code of Zoological Nomenclature, onder de conditie dat niet de illustratie maar het geïllustreerde exemplaar het holotype vormt. Verschillende voorbeelden worden genoemd waarbij het beschrijven van een nieuw taxon zonder balg niet tot taxonomische complicaties heeft geleid. De auteurs hebben geen exemplaar verzameld om drie redenen. 1 Slechts zes of zeven exemplaren waren bekend, te weinig om een exemplaar te verzamelen zonder de populatie in gevaar te brengen. 2 Het doden van de meest toegankelijke individuen zou verdere studie kunnen verhinderen. 3 Het verzamelen van de enige endemische soort van Oman (zie onder) zou tot veel lokaal onbegrip leiden. Het Natuurhistorische Museum van Muscat, Oman, doodt bijvoorbeeld geen dieren ten behoeve van hun collectie en accepteert slechts dieren die dood worden aangetroffen door het publiek. Er is onderzocht of er zich een balg van Omaanse Uil in een museum bevond maar dat leverde niets op, ook niet in de vrieskisten van het museum in Muscat. Wereldwijd zijn er heel weinig Strix-uilen van het Arabisch Schier­eiland in museumverzamelingen en er is geen exemplaar uit Oman aangetroffen.

De enige andere Strix-uil die op het Arabisch Schier­eiland voorkomt is Palestijnse Bosuil S butleri. Het type-exemplaar van Palestijnse ligt thans in het Natural History Museum, Tring, Engeland. Op de typelocatie (Makran­kust, Beloetsjistan, Pakistan) is nimmer een Strix-uil aangetroffen en dus ook geen Palestijnse Bosuil. Indien het type-exemplaar van Palestijnse in feite een Omaanse Uil zou blijken te zijn, zou de nieuwe uil de naam S butleri moeten krijgen en Palestijnse een andere naam. De typelocatie van Palestijnse is echter altijd twijfelachtig geweest (Hume ontving de balg via tussenpersonen) en het is dus onduidelijk waar het type-exemplaar vandaan komt. Ook elders in Pakistan of Iran is nooit een Pales­tijnse vastgesteld. Het type-exemplaar vertoont bovendien de kenmerken van Palestijnse zodat geen namenruil verwacht hoeft worden.

Omaanse Uil is een middelgrote uil zonder oorpluimen, met een duidelijk omrande gezichtsschijf, grote geeloranje tot oranje ogen, lange poten en een korte staart. De gezichtsschijf is tweekleurig, met donkergrijs boven en opzij van het oog, en lichtgrijs van net boven het oog naar beneden. De bovendelen zijn koud donkerbruin met vaag begrensde lichte vlekken. De onderdelen zijn bruingeelachtig wit, geleidelijk wit wordend vanaf de borst, met lange lengtestrepen maar geen dwars­strepen. De vleugel heeft donkere banden die van binnen naar buiten breder en donkerder worden, waardoor een brede donkere achterrand van de vleugel ontstaat. De staart heeft twee brede banden in het buitenste deel en twee smalle, vage banden in het binnenste deel.

Omani Owl
Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl, zelfde individu als het holotype. Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman, 26 mei 2013 (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

Er worden vier typen vocalisaties beschreven die allemaal door het holotype zijn gemaakt en door de auteurs opgenomen. Samengestelde zang kan worden beschreven als HOE...........HWA....ha-HA. Het bestaat uit drie delen waarvan alleen de laatste meerdere noten heeft. De eerste, tweede en vierde noot staan op min of meer gelijke afstand van elkaar, terwijl de derde een opmaat vormt naar de vierde. De eerste noot is iets lager dan de overige. Qua toonhoogte is de samengestelde zang van Omaanse Uil vergelijkbaar of lager dan die van Oeraluil S uralensis, met als hoogste tot nu toe gemeten frequentie 400 Hz. Er zijn ook varianten bekend met tot vier noten in het laatste deel en tot twee in het eerste, waardoor de meeste complexe variant dus zeven noten heeft.

1a


Samengestelde zang van Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl (hetzelfde individu als het holotype), Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

Figure 3a

Samengestelde zang twee vermoedelijke mannetjes dichtbij (links) en veraf (rechts) van Palestijnse Bosuil Strix butleri Hume's Owl, Wadi Al Mughsayl, Dhofar, Oman, 21:13, 15 april 2010 (Magnus S Robb/The Sound Approach)

Pulserende zang kan worden beschreven als hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe, en bestaat uit een aantal min of meer gelijke tonen die even laag of lager zijn dan bij de samengestelde zang. Er zijn c 10-15 noten per strofe, en de strofen worden gemiddeld zes keer per minuut herhaald. De frequentie en de intensiteit stijgen iets tot het midden van de strofe, om daarna weer licht af te zakken naar het einde. Soms zijn tussenvormen van de zang te horen, meestal in de loop van series pulserende zang. Deze zijn erg onregelmatig maar neigen naar samengestelde zang, door bijvoorbeeld een suggestie van een driedelige structuur.

1b


Pulserende zang van Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl (hetzelfde individu als het holotype), Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman, 00:15, 24 mei 2013 (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

3b

Pulserende zang van mannetje Palestijnse Bosuil Strix butleri Hume's Owl, (vanaf sec 2.5 en verder, volgend op samengestelde zang), twee series; de eerste bestaande uit vier noten en de tweede grotendeels gemaskeerd. Op de achtergrond de contactroepjes van een vrouwtje. Wadi Al Mughsayl, Dhofar, Oman, 21:46, 17 april 2010 (Magnus S Robb/The Sound Approach)

De alarmroep bestaat uit een snelle serie vrij nasale blaffende klanken, elk met een stijgende toonhoogte. De snelheid is iets groter dan bij pulserende zang, en het ritme is minder regelmatig. Bovendien is de alarmroep hoger en met sterkere boventonen: njek-njek-njek-njek-njek...

1c


Alarmroep van Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl (hetzelfde individu als het holotype), Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman, 03:15, 26 mei 2013 (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

3c

Alarmroep, op nest, van Palestijnse Bosuil Strix butleri Hume's Owl, Wadi Al Mughsayl, Dhofar, Oman, 00:16, 18 april 2010 (Magnus S Robb/The Sound Approach)

De contactroep is een stijgende, nasaal klinkende roep die kan worden beschreven als NJEP of, wanneer er een lichte daling aan het eind komt, NJEPoe.

1d


Contactroep van Omaanse Uil Strix omanensis Omani Owl (hetzelfde individu als het holotype), Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar mountains, Al Batinah, Oman, 01:55, 23 juli 2013 (Arnoud B van den Berg/The Sound Approach)

3d
Contactroepjes van paar Palestijnse Bosuil Strix butleri Hume's Owl; het mannetje geeft twee hoogtonige roepjes. Wadi Al Mughsayl, Dhofar, Oman, 00:16, 18 april 2010 (Magnus S Robb/The Sound Approach)

Omaanse Uil hoort duidelijk tot het genus Strix. De sterkste morfologische overeenkomsten met andere leden van dit genus zijn grootte, structuur van de gezichtsschijf en het ontbreken van oorpluimen. Binnen Strix verschilt Omaanse van de meeste soorten door de oranje­gele ogen. In het Palearctische gebied hebben alleen de lichtere Palestijnse Bosuil en de veel grotere Laplanduil S nebulosa respectievelijk geeloranje en lichtgele ogen.

Palestijnse Bosuil is waarschijnlijk de soort die het meest verwant is aan Omaanse Uil. Omaanse verschilt van Palestijnse door zijn donkerdere verenkleed. De gezichtsschijf van Omaanse is contrastrijker, met opvallend donkergrijs boven en opzij van de ogen (bij Palestijnse veel egaler witachtig tot grijsachtig). De bovendelen zijn donkerbruin (bij Palestijnse variërend van licht zandkleurig grijsbruin tot roodbruin). De witachtige onderdelen van Omaanse hebben geen dwarsstrepen maar wel lange en opvallende lengtestrepen (bij Palestijnse zijn de onderdelen meer bruingeel getint en onopvallend gemarkeerd met dwarsstrepen en veel kortere lengtestrepen). De slagpennen van Omaanse tonen minder wit op de bovenzijde dan bij Palestijnse, en minder opvallende zwartachtige banden. De staartveren van Omaanse tonen op de onderzijde twee brede donkere buitenste banden en twee smalle­re binnenste, terwijl de staartbanden van Palestijnse iets minder breed en meer gelijk van breedte zijn.

Verschillen in geluid tussen Omaanse Uil en Palestijnse Bosuil zijn groot. De samengestelde zang van Omaanse bestaat meestal uit vier noten, terwijl er bij Palestijnse vrijwel altijd vijf zijn en nooit vier. Bovendien is het ritme anders bij Palestijnse, met twee noten in het tweede deel, terwijl er bij Omaanse nooit twee zijn. De frequentie is veel hoger bij Palestijnse, vergelijkbaar met of hoger dan Turkse Tortel Streptopelia decaocto, terwijl de toonhoogte van Omaanse kan worden vergeleken met een mannetje nominaat Ransuil Asio otus otus (dus lager dan Houtduif Columba palumbus). De lengte van de samengestelde zang is c 3 sec bij Omaanse en 1.5 sec bij Palestijnse. Bij Omaanse worden samengestelde en pulserende zang ongeveer even vaak gebruikt en voor lange perioden, terwijl bij Palestijnse pulserende zang veel minder vaak en slechts gedurende enkele seconden wordt gebruikt. Bovendien is pulserende zang van Omaanse lager en wordt deze iets trager voortgebracht. De alarmroep van Omaanse is vergelijkbaar met die van Palestijnse maar iets lager en langzamer, en wordt minder snel voortgebracht. De contactroep van Omaanse is veel lager dan de meer fluitende van Palestijnse, en heeft een veel sterkere nasale toon.
Dezelfde vier vocalisaties worden vergeleken met alle Strix-uilen die binnen een straal van 3500 km van de type­locatie van Omaanse Uil voorkomen. Hierdoor wordt duidelijk dat er veel homologieën bestaan tussen de geluiden van de verschillende soorten. Oeraluil is misschien de soort die wat geluid betreft het meeste op Omaanse lijkt, vooral wat betreft de pulserende zang. Bij Bosuil S aluco is de pulserende zang veel sneller, zodat het eerder bibberend klinkt. De bekende samengestelde zang van Bosuil is veel langer, hoger en heeft andere proporties, hoewel de basisstructuur nog wel wat overeenkomsten met Omaanse toont. Drie Strix-uilen uit Azië hebben veel kortere samengestelde zang dan Omaanse: Bruine Bosuil S leptogrammica, Indische Bosuil S ocellata en Kleine Himalayabosuil S nivicolum. Van die soorten is nog niet duidelijk of ze ook pulserende zang hebben. Afrikaanse Bosuil S woodfordii heeft een samengestelde zang die even hoog is als die van Palestijnse Bosuil maar met zeven noten in plaats van vijf. De pulserende zang van Afrikaanse wordt zelden opgenomen. Uit één opname blijkt echter dat deze vergelijkbaar is met die van Palestijnse, met vooral een hogere snelheid.

Op verschillende momenten kon worden vastgesteld dat twee Omaanse Uilen dicht bij elkaar zaten te roepen. In twee verschillende territoria kon worden gehoord dat één van de twee een iets hogere en meer heldere stem had dan de andere. Dit suggereert seksueel dimorfisme, wat bij de meeste uilen goed te horen is. Er zijn echter nog geen waarnemingen gedaan waardoor het duidelijk werd welk geslacht bij welke toonhoogte hoort. Bij vrijwel alle Strix-uilen heeft het vrouwtje de hogere stem. De enige bekende uitzonderingen zijn Palestijnse Bosuil en, voor minstens één type vocalisatie, Indische Bosuil. Bij alle soorten waarvoor informatie beschikbaar was is er of geen verschil in timbre/klankkleur, of het vrouwtje heeft de minder heldere stem. Er zijn nog geen Strix-soorten bekend waarbij het vrouwtje een helderdere stem heeft dan het mannetje. Daarom is het ook waarschijnlijk dat bij Omaanse Uil de vogel met de lagere, minder heldere stem het vrouwtje betreft. De lagere stem zou dan een uitzondering zijn die Omaanse met Palestijnse deelt.

Momenteel zijn er slechts zes of zeven individuen bekend van Omaanse Uil maar de beschikbaarheid van vergelijkbare habitat op andere locaties in het Al Hajar-gebergte maakt het aannemelijk dat er meer exemplaren zijn. Dit gebergte is sterk geïsoleerd en Omaanse Uil is daarom hoogstwaarschijnlijk endemisch binnen het Al Hajar-gebergte, waarvan het hoogste en grootste deel binnen Oman ligt. Palestijnse Bosuil is overigens nog nooit in het noorden van Oman of in de Verenigde Arabische Emiraten vastgesteld maar komt wel op meer dan 830 km afstand in Dhofar in zuidelijk Oman voor. Het Al Hajar-gebergte heeft één endemisch zoogdier en verschillende endemische reptielen. Omaanse Uil is de enige endemische vogelsoort van het gebergte en van heel Oman. Voor het Arabisch Schiereiland zijn ten minste 11 endemische vogelsoorten bekend, waarvan de meeste in Jemen en het zuidwesten van het Arabisch Schiereiland voorkomen.

Distribution of Strix owls within 3.500 km from type locality of S. omanensis

De laatste soort die werd ontdekt in het West-Palearctische gebied (WP; inclusief het Arabisch Schiereiland en Iran) is het in 2008 beschreven Monteiro's Stormvogeltje Oceanodroma monteiroi, voorheen een 'cryptische' populatie van Madeira­stormvogeltje O castro. Omaanse Uil is echter de eerste 'niet-cryptische' nieuwe vogelsoort voor de WP in 40 jaar. De vorige was Algerijnse Boomklever Sitta ledanti in 1973. Op basis van huidige kennis is Omaanse Uil de zeldzaamste uil in de WP. Het is belangrijk dat er eerst een grondige inventarisatie wordt uitgevoerd om te bepalen welk niveau van bescherming vereist is. Daarna kan door verder onderzoek de kennis over deze soort stapsgewijs worden uitgebreid.


Magnus S Robb, Arnoud B van den Berg & Mark Constantine, The Sound Approach


Voor eerdere publicaties van The Sound Approach, zie onder meer dit artikel hier.

Discussie

Leo JR Boon  ·  4 oktober 2013  10:27, gewijzigd 6 oktober 2013  22:17

Heel gaaf mannen! Complimenten!!

Klaas van Dijk  ·  4 oktober 2013  10:40

Prachtig om het vlot in DB te publiceren. En goed dat de moderne richtlijnen zijn gevolgd (= doden is niet langer nodig om een nieuwe soort te beschrijven).

Gijsbert van der Bent  ·  4 oktober 2013  11:00

Alle betrokkenen van harte gefeliciteerd met deze fantastische ontdekking!

George Sangster  ·  4 oktober 2013  11:54, gewijzigd 4 oktober 2013  12:49

Prachtige ontdekking! Ik vraag me af hoe lang het had geduurd voordat deze soort was ontdekt als Magnus niet met zijn parabool en hoofdtelefoon nachtenlang daar in de woestijn had geluisterd. Mooi dat zulke ontdekkingen nog steeds mogelijk zijn.

Jan van der Laan  ·  4 oktober 2013  12:10

Het uilenboek van de SoundApproach ligt toch niet al bij de drukker? M.a.w. deze komt er toch ook in te staan? Prachtige ontdekking overigens!

Kasper Hendriks  ·  4 oktober 2013  12:33

Wat een spectakel! Het leven en werk van Magnus is nu al legendarisch!! Groet Kasper

Bram ter Keurs  ·  4 oktober 2013  16:48

Bij de woorden "grondige inventarisatie" gaat het kriebelen. Fantastische ontdekking.

Jeroen Brandjes  ·  4 oktober 2013  18:01

Dat het leven van Magnus legendarisch zou worden, werd mij op 19 mei 1995 al duidelijk. In de avondschemer van 18 mei 1995 was ik aan het vogelen bij de Ankeveensche Plassen en zag aan de Dammerkade een Roodpootvalk boven het water jagen. Determinatie (toen nog met een bananenkijker) op basis van proporties, want het licht was uiterst kwijnend. Net toen ik de vogel tegen de donkere achtergrond van de begroeiing was verloren, klonk er vanuit de duisternis een bescheiden "Goedenavond, was er wat te zien?". Ik stelde mij voor, Magnus idem dito en ik deed mijn verhaal. Een Roodpootvalk, wow, dat zag hij wel zitten. Tja, zei ik, maar op een silhouet na geen fluit aan gezien. Magnus was komen fietsen uit Amsterdam (toen nog heel gewoon), maar kondigde aan dat hij morgenvroeg bij het eerste licht zeker weer op deze locatie zou staan, om de Roodpootvalk te zien wakker worden ("wie zegt dat ie hier is gaan slapen", dacht ik nog...). Dat betekende erg vroeg op, want het was ver fietsen en bovendien was het nu ook al laat (en hij moest natuurlijk ook nog terugfietsen naar Amsterdam). Om een dreigend schuldgevoel over een vergeefse onderneming enigszins weg te nemen, meldde ik voorzichtig dat het in de late schemer misschien toch wel een Boomvalk was geweest en dat ik de proporties mogelijk wat teveel richting Roodpootvalk had gewenst... Die bekentenis veegde Magnus van tafel. Waarom zou je op basis van uitsluitend een silhouet (als enige kenmerk) in eerste instantie aan een Roodpootvalk denken als het er géén zou zijn (wetende dat ik veel ervaring had met Roodpoten in Hongarije, dat had ik 'm ondertussen wel verteld...)? Ik dacht: "Eh, wishful thinking?" en kon nog wel wat argumenten verzinnen, maar zei - gelukkig - niks. Nee hoor, "eerste ingeving is vaak de juiste" en zijn besluit stond vast, hij zou fietsen. Ik moest van veel dichterbij komen (sliep bij mijn ouders in Bussum), maar was - denkend aan mijn bed - zeker niet van plan hem in het holst van de nacht te vergezellen. Ik nam genoegen met de povere schemerwaarneming... Wel vroeg ik hem om mij te bellen (vaste nummer van mijn ouders) als hij de vogel had gezien. Ik ging er echter vanuit dat het hierbij bleef en dat ik nooit meer iets van deze positivo zou vernemen... Maar de volgende middag ging inderdaad de telefoon. Ik werd hartstochtelijk bedankt voor de prachtige adulte man Roodpootvalk, die bij het eerste licht boven de plas verscheen, een korte show weggaf, al snel hoogte won en doortrok richting NO. Het was de fietstocht méér dan waard geweest... Dit hele gebeuren maakte grote indruk. Ten eerste was de bereidheid om terug te bellen in die dagen geen vanzelfsprekendheid. Maar bovenal die toewijding om een niet al te sterke claim van een volkomen ONBEKENDE fanatiek te befietsen: eerst door de nacht terug naar Amsterdam, dan door de nacht weer heen en in de ochtend weer terug. Het grote talent bespeurde ik later pas, maar de toewijding reeds op die bewuste 18e mei 1995... Magnus, van harte gefeliciteerd met deze ultieme ontdekking! PS: mijn zoons tweede naam is Magnus. Drie keer raden waarom...

Luuk Punt  ·  4 oktober 2013  19:09

Het artikel laat zich lezen als een spannend jongensboek! Fantastische ontdekking! Van harte gefeliciteerd!

Max Berlijn  ·  4 oktober 2013  19:59, gewijzigd 4 oktober 2013  20:02

Petje af ik hoop snel te kunnen gaan, combineren met Arabian Scops en Arabian Eagle Owl, Sound Approach for President.

George Sangster  ·  5 oktober 2013  18:21

Een aanvullend puntje in de discussie over wel/niet verzamelen: Om statistisch met p<0.05 (95% 'zekerheid') aan te tonen dat 95% van de individuen van een soort diagnostisch verschillen van een andere soort moet je minimaal 59 individuen samplen (Wiens & Servedio 2000, Walsch 2000). Wanneer er meerdere diagnostische verschillen zijn heb je minder specimens nodig. Strix omanensis en S. butleri verschillen in 7 verenkleedkenmerken. In dit geval heb je 9 specimens nodig om diagnosability (95%) aan te tonen met p<0.05 (Wiens & Servedio 2000). Kortom, zelfs als alle 6-7 bekende individuen waren geschoten dan was dit formeel gezien nog niet voldoende. In de praktijk wordt overigens maar zelden aan deze eis voldaan.

Jan Hein van Steenis  ·  5 oktober 2013  19:49

Interessant George! Geven die artikelen ook enig idee hoe diagnostische verschillen in bijvoorbeeld zang, roep en DNA het aantal te verzamelen exemplaren verkleinen?

George Sangster  ·  6 oktober 2013  00:23

Nee, in principe zou het niet moeten uitmaken welk type kenmerken wordt gebruikt. In dit geval zijn er bijv. ook nog eens c. 10 verschillen in geluid, maar daar hoeft natuurlijk geen beest voor te worden gedood. Het ging mij erom te benadrukken dat als je statistische regels voor het documenteren van diagnosability toepast, dit kan leiden tot de extreme situatie dat zelfs het schieten van alle (bekende) exemplaren van een soort nog niet voldoende is. Het is duidelijk dat dit een veel te conservatieve methode is. In de praktijk zijn er naast het aantal specimens natuurlijk ook allerlei andere vormen van informatie die duidelijk kunnen maken of een soort valide is of niet (denk aan: aantal soorten waarmee vergeleken, wel/geen sonagrammen, wel/geen veldonderzoek, wel/geen stamboom, etc). Ik werk thans aan een project waarin we proberen vast te stellen welke daarvan het belangrijkste zijn. Op basis van het huidige model (gebaseerd op alle soorten beschreven tussen 1937 en 2003) is de kans dat Strix omanensis een valide soort is ongeveer 99%.

Joop Kooijman  ·  6 oktober 2013  07:12

Maar dat 'samplen' hoeft toch niet te gebeuren door de beesten daadwerkelijk te verzamelen? Als je goede foto's kunt maken van evenveel verschillende exemplaren bereik je toch hetzelfde effect?

Gert Ottens  ·  6 oktober 2013  10:59

Hoor hier voor een interview met Magnus en Arnoud over deze superontdekking, vanochtend in Vroege Vogels: http://vroegevogels.vara....

George Sangster  ·  7 oktober 2013  12:00, gewijzigd 7 oktober 2013  12:12

@Joop Kooijman Ja, dat kan in bepaalde gevallen ook met foto's (zoals bij deze Strix op deze locatie, en eerder met Liocichla bugunorum, waarbij de verschillen goed te zien zijn op foto's en de kans op verwarring nihil is). In andere gevallen zijn foto's onvoldoende en zul je echt een specimen moeten hebben om een link te bewijzen tussen een populatie en de naam. Denk aan cryptische soorten zoals stormvogeltjes, Collocalia gierzwaluwen, tapaculos en Phylloscopus/Seicercus waarbij kleuren en maten subtiel verschillen, of soorten waarbij kleuren afhangen van lichtval (zoals kolibries). Denk verder aan beesten die zich nauwelijks goed laten fotograferen laat staan vangen (gierzwaluwen), of wanneer het onduidelijk is of er uberhaupt wel een broedpopulatie is (hybriden etc). Voor het benoemen van een soort of ondersoort is geen specimen nodig, maar voor het aantonen dat er sprake is van een 'echte' soort zal de benodigde bewijslast van geval tot geval verschillen. Hoe moeilijker de case, hoe meer bewijslast nodig is. Dat heb ik een paar jaar geleden zelf aan den lijve ondervonden toen we een manuscript indienden waarin we een nieuwe cryptische soort wilden beschrijven op basis van 4 museum specimens en geluidsopnamen van 20+ individiduen. De nieuwe soort verschilt zowel in morfologie/DNA als in geluiden. De drie reviewers waren het eens dat er sprake is van een nieuwe soort. Een van de reviewers vond echter dat we formeel niet konden uitsluiten dat er sprake was van *twee* nieuwe soorten (!), waarbij de specimens van de ene nieuwe soort zijn, en de geluiden van een andere eveneens onbeschreven soort. Het stuk is afgewezen omdat er geen tastbare link was tussen de specimens en de geluidsopnamen. Deze anecdote geeft aan hoe moeilijk het kan zijn een nieuwe soort overtuigend te beschrijven. (Inmiddels hebben we een nieuwe specimen verzameld met bijbehorende geluidsopname, dus hopelijk kunnen we volgend jaar de soort alsnog publiceren.) Dit geeft even aan hoe lastig het kan zijn om wetenschappers te overtuigen dat een beschrijving voldoende is; zelfs een paar specimens (en DNA) kunnen onvoldoende zijn.

Jelle Scharringa  ·  9 oktober 2013  13:37

Nogmaals enorm gefeliciteerd mannen! Ik kan niet wachten tot augustus 2014 op jullie uilenboek....

Arnoud B van den Berg  ·  1 november 2013  19:12

Begrijp dat Birdquest (Mike Watson) in de eerste 10 dagen van februari 2014 een speciale tour organiseert in een poging de Omaanse Uil te vinden. Er is een maximum van zeven deelnemers.

Lajos Nemeth-Boka  ·  2 november 2013  15:24

Hi Guys, However I am not convinced about the validity of this taxon, no doubt we heard the same owl not very far away from to type-locality at 27 March, 2012. Anybody going into the area please check Wadi Mua'adin near Nizwa, Google Earth coordinate: N22.59.20.76, 25.40.15.04. Cheers, Lajos

Arnoud B van den Berg  ·  3 november 2013  13:52

Via facebook kreeg ik bericht van twee vogelaars die drie nachten in de wadi hebben gekampeerd en eergisteren november de soort een uur lang hebben horen zingen: afwisselend samengestelde en pulserende zang. Ze waren erg blij... Ook de beide andere uilensoorten (Pallid en Lilith) waren alweer vocaal. Hopelijk ontvangen we van meer waarnemers deze winter feed-back.

Leo JR Boon  ·  15 februari 2014  19:37

Arnoud B van den Berg  ·  15 februari 2014  20:47

Killian, Magnus, Mark en Mo zijn eergisteren direct naar de door Birdquest gevonden plek vertrokken; de vogels zijn hier veel makkelijker te bestuderen dan op de 15 km verderop gelegen plekken van vorig jaar. Beide vogels zijn namelijk overdag met een telescoop te bekijken, rustend in een rotsholte op een steile wand. Killian heeft vanmorgen leuke foto's bij daglicht weten te maken: exclusief voor het Sound Approach uilenboek...

Leo JR Boon  ·  16 februari 2014  20:53

Heel gaaf!! En ff wat dna verzamelen!

Ben Wielstra  ·  16 februari 2014  23:00

Stoer, veertje moet toch lukken! Was er uit dat gekke holotype al DNA getrokken?

Arnoud B van den Berg  ·  18 februari 2014  13:57

Inmiddels meer inzicht over verschillen in uiterlijk en geluid tussen mannetjes en vrouwtjes; vogels ook overdag in beeld. Kenmerken op nieuwe embargo-foto's zelfde als op die van type-specimen. Overigens een nuance: de ontdekker van de nieuwe plek behoorde naar verluid niet tot de Birdquest-groep maar heeft die gelijktijdig in dit gebied aanwezige groep erbij gehaald.

Ben Wielstra  ·  23 april 2014  21:05

Sommige mensen willen toch wel heel graag een uiltje opgeofferd zien: http://www.bioone.org/doi... http://iczn.org/node/4041... Is er al een veertje verzameld?

Arnoud B van den Berg  ·  25 januari 2015  16:28

De prachtige recente foto door Seyed van de eerste Strix butleri "sensu stricto" ooit in NO-Iran laat zien dat de type locality (Osmara) zo gek nog niet is. Interessant dat de Iraanse vogel wat 'lange' lijntjes op de onderzijde laat zien (zoals bij omanensis) maar anders dan de vier Omaanse die tot nu toe zijn gefotografeerd niet zo donker is op de bovenzijde en geen grijs heeft boven de ogen (cf foto's van de balg van het type specimen).

Arnoud B van den Berg  ·  22 augustus 2015  08:08, gewijzigd 24 augustus 2015  22:48

http://biorxiv.org/conten... TITLE: The rediscovery of Strix butleri (Hume, 1878) in Oman and Iran, with molecular resolution of the identity of Strix omanensis Robb, van den Berg and Constantine, 2013 http://www.birdwatch.co.u...

Ben Wielstra  ·  25 augustus 2015  09:20

Zeer stoer weer.

Ben Wielstra  ·  27 april 2016  23:04

En nu gepubliceerd: http://avianres.biomedcentral.com/articles/10.1186/s40657-016-0043-4

Max Berlijn  ·  21 februari 2019  06:52, gewijzigd 21 februari 2019  07:15

Update: feb 2019. De bekende plekken die in DB en door Birdquest zijn beschreven danwel ontdekt zijn momenteel lastig tot onmogelijk geworden voor het horen (en laat staan zien) van de soort (hoewel Birdquests Finse grootheid het inmiddels al 6 keer gelukt is (100% score) op trips, maar met steeds meer moeite (soms na drie nachten) en voor het laatst in nov 2018). Er is momenteel een redelijk werkende betere  plek maar die wordt geheim gehouden. De reden is dat de vogels met name op de Birdquest plek last hebben van/meer verder in de wadi zijn verdreven door, het vele gebruik van tapes door op bezoek komende vogelaars. Ook is na 7 jaar nog steeds niet bekend hoe schaars of niet schaars de soort is. Indien de soort echt schaars is (persoonlijk denk ik dat er verder niet gezocht wordt in de immense berggebieden van noord Oman) is bescherming van eventuele verstorende informatie noodzakelijk.

Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.

Feedback?