Dutch Birding jaargang 36 nummer 2, 2014

Voorpagina

Trocazduif  ·  Columba trocaz
Benjamin Steffen

Artikelen / papers

73 - 86 Red-breasted Goose: satellite tracking, ecology and conservation
Pavel Simeonov, Meenakshi Nagendran, Ed Michels, Earl Possardt & Didier Vangeluwe

Roodhalsgans: 'satellite tracking', ecologie en bescherming

Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar Roodhalsgans Branta ruficollis, ondanks het feit dat de soort op diverse lijsten als 'bedreigd' staat geclassificeerd. De soort broedt op de Russische toendra. De wereldpopulatie wordt op c 150 000 exemplaren geschat. Exacte aantallen zijn niet bekend omdat de broedgebieden moeilijk toegankelijk zijn en er weinig waarnemers langs de trekroutes zijn. Tijdens de trek vergezellen Roodhals­ganzen grote groepen Kolganzen Anser albifrons. Enkele 10-tallen exemplaren overwinteren (in langzaam toenemende aantallen) in België, Brittannië en Nederland. Het overgrote deel van de populatie overwintert in Roemenië en (met name) Bulgarije. Overdag foerageren vogels op graan- en maïsakkers en gedurende de nacht slapen ze op de aanwezige meren of op het water van de Zwarte Zee.
Het 'Bulgaria-US Red-breasted Goose project' is een initiatief van Le Balkan Bulgaria Foundation en US Fish & Wildlive Service waaraan vrijwilligers uit België, Bulgarije, Nederland, Oekraïne, Roemenië, Rusland en de VS samenwerken om meer inzicht te krijgen in trekgedrag, populatieomvang en bedreigingen van deze soort. De populatie staat onder zware druk door de jacht, in zowel directe (slachtoffers) als indirecte zin (verstoring). Langs de gehele trekroute wordt gejaagd op Kolganzen. De hen vergezellende Roodhals­ganzen worden vaak (onopzettelijk) neergeschoten. Naast deze directe jachtdreiging is er indirecte bedreiging doordat het schieten voortdurend paniek in de groepen ganzen veroorzaakt waardoor ze langdurig de lucht in gaan. Ze kunnen minder tijd aan foerageren besteden en er treedt gewichtsverlies op. Naast de jacht zorgen de windmolens en drukte op de akkers voor verdere slachtoffers of verstoring.

Het projectteam voorziet Roodhalsganzen van GPS-zenders, zodat exemplaren gevolgd kunnen worden op hun trekroutes. In 2012 zijn drie exemplaren gezenderd. Twee zenders stopten al snel met zenden maar 'Teddy (Roosevelt)' kon vanaf de broedgebieden worden gevolgd tot in Kazachstan, waar hij werd neergeschoten. In 2013 zijn eveneens drie ganzen gezenderd. 'Aldo Leopold' en 'Pavel Patev' kozen bij de voorjaarstrek de traditionele route naar de toendra, terwijl de tweedejaars 'Teddy II' een meer westelijke (onbekende) route verkoos en een maand later op de toendra arriveerde. AL en PP verlieten eind augustus de toendra en bezochten diverse pleisterplaatsen. AL verbleef in begin 2014 (door het zachte weer) langdurig in Kerch (oostelijk deel van de Krim), Oekraïne, alvorens hij van de radar verdween. PP was net bezig met zijn laatste deel van de terugvlucht naar Durankulak in Bulgarije toen hij op 30 december 2013 stopte met het sturen van data. 'Teddy II' verdween op 21 oktober 2013 van de radar; in februari 2014 werd bekend dat deze vogel dood was gevonden in Orenburg oblast, Rusland (nabij de grens met Kazachstan). Begin 2014 zijn er weer twee ganzen gezenderd ('Pizho' en 'Sir Peter Scott'), waarvan de data dagelijks binnenkomen.

Door het verzamelen van deze gegevens weten we beter waar de ganzen verblijven en wordt inzichtelijk dat er meer gebieden bescherming nodig hebben dan voorheen gedacht. Tevens kunnen we met deze data de verantwoordelijke regeringen en andere organisaties aanspreken op hun verantwoordelijkheden voor de bescherming van deze soort en daarbij behulpzaam zijn.

Pavel Simeonov, Le Balkan-Bulgaria Foundation, Branta Birding Lodge and Conservation Centre, BG-9670 Durankulak, Bulgaria
(office@bedandbirding.com)
Meenakshi Nagendran, US Fish and Wildlife Service, 4401 N Fairfax Drive, ARLSQ 100 Arlington, VA 22203-1622, USA
(meenakshi_nagendran@fws.gov)
Ed Michels, Ecodat, Cimbaalhof 24, 4876 BP Etten-Leur, Netherlands
(ed.michels@ecodat.nl)
Earl Possardt, US Fish and Wildlife Service, 4401 N Fairfax Drive, ARLSQ 100 Arlington, VA 22203-1622, USA
(earl_possardt@fws.gov)
Didier Vangeluwe, Royal Belgian Institute for Natural Sciences (IRSNB), 29 Rue Vautier, 1000 Brussel, Belgium
(Didier.Vangeluwe@naturalsciences.be)

87 - 95 Flight call identification of Rock Pipit and Water Pipit
Thijs Fijen

Herkenning van vluchtroepen van Oeverpieper en Waterpieper

Oeverpieper Anthus petrosus en Waterpieper A spinoletta hebben een sterk gelijkende vluchtroep. Beschrijvingen van de geluiden in de literatuur variëren sterk evenals conclusies over soortherkenning op basis van alleen de vluchtroep. Kaukasische Waterpieper A s coutellii is een ondersoort van Waterpieper in het West-Palearctische gebied (WP) en is op kleed vrij goed te herkennen. Eventuele verschillen in roep tussen de ondersoorten van Waterpieper zijn pas recent beter onderzocht. Door middel van het analyseren van sonagrammen blijkt het vaak mogelijk om vluchtroepen van Oeverpieper en Waterpieper (van beide WP-onder­soorten spinoletta en coutellii) van elkaar te onderscheiden. Dit is mogelijk aan de hand van met name de hoogste frequentie en de relatieve ligging van deze frequentie ten opzichte van de totale lengte van de roep. Hiervoor moeten gemiddelden van liefst zo veel mogelijk roepjes per exemplaar worden genomen en zijn alleen kwalitatief goede opnames te gebruiken. Op basis van deze kenmerken is een deel van opgenomen vogels op (onder)soort te herkennen. Er is echter ook veel overlap, zodat lang niet alle individuen met zekerheid gedetermineerd kunnen worden.

Thijs P M Fijen, c/o Redactie Dutch Birding, Duinlustparkweg 98A, 2082 EG Santpoort-Zuid
(thijsfijen@gmail.com)

96 - 107 Are ‘rubrifasciata’ crossbills of hybrid origin?
C S (Kees) Roselaar

Zijn 'rubrifasciata' kruisbekken van hybride oorsprong?

Op 24 juli 2013 werd tussen een aantal normale Kruisbekken Loxia curvirostra in de Texelse Staatsbossen, Texel, Noord-Holland, een eerste-jaars mannetje kruisbek gezien en gefotografeerd met duidelijke witte vleugelstrepen waarvan de waarnemers niet zeker wisten of het een echte Witbandkruisbek L leucoptera was of een exemplaar van de door C L Brehm beschreven vorm 'rubrifasciata', welke een gewone Kruisbek zou zijn met witte vleugelstrepen. Om zekerheid te verkrijgen over de variatie in kenmerken van beide soorten werden in de collectie van Naturalis Biodiversity Center te Leiden de 22 aanwezige Witbandkruisbekken, de 289 exemplaren van nominaat Kruisbek L c curvirostra, en het type-exemplaar van de door Brehm in 1819 verzamelde 'rubrifasciata' onderzocht. Onder de 289 Kruisbekken waren er 11 die vleugelstrepen toonden van 1 mm breed of meer en deze kunnen als 'rubrifasciata' worden opgevat (veel smallere bandjes komen regelmatig bij Kruisbek voor, vooral bij vogels met juveniele grote en middelste dekveren). Omdat de aanwezigheid van witte vleugelstrepen op de vleugel klaarblijkelijk geen onderscheidend kenmerk is, werden beide soorten op grond van afmetingen gedetermineerd. Witbandkruisbek heeft een duidelijk dunnere snavelbasis dan Kruisbek (vooral indien uitgedrukt als de som van hoogte en breedte van de snavel aan de basis), een relatief lange staart vergeleken met de vleugellengte (dus een kleinere vleugel/staart-ratio) en een significant kortere tarsus. Een scatterdiagram waarin de vleugel/staart-ratio tegen de som van snavelhoogte en -breedte wordt uitgezet geeft een volledige scheiding tussen een aselecte steekproef van 69 gewone Kruisbekken en de meeste exemplaren van Witbandkruisbek (figuur 1). Echter, drie als Witband­kruis­bek gedetermineerde vogels vallen in de puntenwolk van gewone Kruisbek (zie bifasciata/'rubrifasciata' in figuur 1), en ook tarsus- en snavellengte van deze vogels zijn langer dan van Witbandkruisbek maar gelijk aan Kruisbek (tabel 1), waardoor zij als 'rubrifasciata' moeten worden opgevat. Hierbij is een door de CDNA thans als Witbandkruisbek aanvaarde vogel die levend werd gevonden te Den Helder, Noord-Holland, op 2 september 1990 (verkeersslachtoffer, overleden 3 september 1990). Bekijken we alle kenmerken van deze 14 rubrifasciata's (11 plus drie plus het type), dan valt op dat hun kenmerken onderling heel variabel zijn (tabel 1 en 2). De puntenwolk van 'rubrifasciata' in figuur 1 valt niet samen met die van gewone Kruisbek, dus een (atavistische) vorm van Kruisbek kan het niet zijn. Het lijkt vooral een combinatie van vogels met een Kruisbek-achtige vleugel/staart-ratio maar met een te dunne snavel, en vogels met een vleugel/staart-ratio van Witband­kruisbek maar met een te dikke snavel. De overige kenmerken zijn eveneens erg heterogeen en die variatie kan alleen verklaard worden met de constatering dat 'rubrifasciata' een hybride is tussen Kruisbek en Witbandkruisbek. Het voorkomen van hybriden maakt determinatie van witbandige kruisbekken niet makkelijker: breedtes van witte vleugelstrepen, zoals bij de Texelse vogel, van 5 mm op de grote dekveren en 3 mm op de middelste dekveren en het ontbreken van wit op de tertials komt ook bij eerstejaars Witbandkruisbekken voor. Alleen inschatting van de afmetingen kan bij zulke vogels uitsluitsel geven. Herbeoordeling van de vogel van Den Helder door de CDNA lijkt gewenst.

C S (Kees) Roselaar, Naturalis Biodiversity Center, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, Netherlands
(Cees.Roselaar@naturalis.nl)

108 - 113 Grote Geelpootruiters in Hilversumse Bovenmeent in mei-juni 2004 en op Noord-Beveland in oktober 2010-mei 2012
Enno B Ebels, Mark Hoekstein & E H (Bert) Logtmeijer

Greater Yellowlegs at Hilversumse Bovenmeent in May-June 2004 and on Noord-Beveland in October 2010-May 2012

From 24 May to 1 June 2004, a first-summer Greater Yellowlegs Tringa melanoleuca stayed at Hilver­sumse Bovenmeent, Noord-Holland, the Netherlands. On 17 October 2010, a first-winter was discovered near Colijnsplaat, Noord-Beveland, Zeeland, the Netherlands. The latter stayed for almost 19 months and was seen almost daily at different sites on Noord-Beveland. It was last seen on 7 May 2012 and thus spent two winters in the area. These are the third and fourth record for the Netherlands; previous ones were near Grijpskerke, Zeeland, on 15 January 1995 and at Braakman, Zeeland, from 20 April to 3 May 1995 (accepted as different individuals). There are now almost 100 records of this American wader in Europe, in the Azores (17), Britain (36), Belgium (1), Canary Islands (1), the Czech Republic (1), Denmark (1), France (7), lreland (13), Iceland (2), the Netherlands (4), Norway (1), Poland (2), Portugal (1), Spain (8) and Sweden (3). Winter records or cases of overwintering are not exceptional in Europe; apart from the ones in the Netherlands, there have been late autumn and winter records (November-March) in the Azores, Belgium, Britain, France, Spain and Sweden.

Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland
(ebels@wxs.nl)
Mark Hoekstein, 'ss Heerhendrikskinderendijk 60, 4461 DX Goes, Nederland
(mhoekstein@zeelandnet.nl)
E H (Bert) Logtmeijer, De Dennen 182, 1402 KM Bussum, Nederland
(lion182@zonnet.nl)

114 - 119 Birds of Kazakhstan: new and interesting data, part 5
Arend Wassink
120 Rare waders on Aruba: Buff-breasted Sandpipers in October 2010 and 2011 and Upland Sandpiper in October 2011
Emile M E Dirks

DBA-nieuws

121 Nieuwe en vertrekkende bestuursmedewerkers

WP-reports

122 - 129 Late January to mid-March 2014
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

130 - 139 Januari-februari 2014
Roy Slaterus, Vincent van der Spek & Martijn Renders

DB actueel

140 - 146 Frank Rozendaal (1957-2013); Cock Reijnders (1956-2014); DNA-analyse bevestigt nieuwe Siberische Braamsluipers [Blyth’s Lesser Whitethroats]
Feedback?