CDNA Nieuwsberichten

CDNA-mededelingen: toelichting recente besluiten

18 februari 2025  ·  CDNA  ·  1185 × bekeken

Besluiten CDNA-vergadering december 2024

Op 15 december 2024 hield de CDNA de (verlate) ‘zomervergadering’ in Vianen, Noord-Brabant. Daar werden actuele zaken besproken en werd een aantal besluiten genomen. Er is onder meer gesproken over de beoordeling van gevallen waarin van een beoordeeltaxon alleen geluid is opgenomen en de vogel niet of zeer summier is gezien. Om te voorkomen dat gevallen worden aanvaard waarbij onvoldoende zeker is of die soort op dat moment op die plek aanwezig was zijn richtlijnen opgesteld voor de aanlevering van documentatie en de beoordeling, waarbij die laatste strenger wordt naarmate de (onder)soort zeldzamer is. Dit betekent bijvoorbeeld dat ‘algemenere’ dwaalgasten, zoals Klein Waterhoen Zapornia parva, en soorten met een heel karakteristiek geluid of sonagram, zoals Mongoolse Pieper A godlewskii, wat soepeler worden behandeld dan extreme dwaalgasten en nieuwe soorten voor Nederland. Als een vogel helemaal niet is gezien dan moet op zijn minst aannemelijk zijn gemaakt dat het geluid van een vogel afkomstig was en dat gedrag, biotoop en/of verplaatsing onderbouwen dat er geen sprake kon zijn van playback of andere vorm van verwarring. Bij zeer zeldzame taxa is onder meer nodig dat een geluidsopname meer omvat dan één of enkele roepjes, maar ook stukjes ‘aanloop’ en ‘afloop’ die het beoordelen van de context vergemakkelijken. Voor de strengste categorie gelden daarnaast de volgende voorwaarden: de vogel in kwestie moet gezien zijn terwijl deze riep of zong; de beschrijving van het uiterlijk moet voldoende aannemelijk maken dat het de bewuste soort was; de omstandigheden moeten duidelijk maken dat de kans op een ‘toevalsopname’ (playback, ringtone) was uitgesloten; en – last but not least – de geluidsopnamen moeten 100% overtuigend en uitsluitend op deze soort passen.

Er is gesproken over het actualiseren van de soortteksten in Dutch Avifauna. Een deel van de teksten is sinds de start in 2012 niet meer geactualiseerd en voor nieuw aanvaarde taxa ontbreekt vaak een tekst. De komende maanden worden alle teksten aangepast (groepsgewijs en verdeeld over een aantal commissieleden) en de ambitie is om voor het eind van 2025 alles gereed te hebben. Daarna is het minder werk om het geheel up-to-date te houden, bijvoorbeeld wanneer de status van een taxon wijzigt of wanneer een nieuw taxon voor Nederland wordt aanvaard.

In 2024 heeft de CDNA akkoord gekregen van de besturen van de Dutch Birding Association en de Nederlandse Ornithologische Unie om over te gaan naar een gewijzigde categorie-indeling die beter aansluit bij de methodiek die in veel Europese landen wordt gehanteerd. Twee belangrijke vervolgstappen zijn het inrichten van categorie C (geïntroduceerde soorten met een duurzame broedpopulatie) en categorie D. In Categorie D komen soorten waarbij gevallen zowel een escape kunnen zijn als een wilde vogel, waarbij sprake is van gerede twijfel over zowel ontsnapt als wild en waarbij het huidige patroon van voorkomen het niet toelaat om een afgewogen besluit te nemen voor plaatsing in Categorie A of E. Voor de verantwoordelijkheid om categorie C te vullen en actueel te houden zal worden overlegd met Sovon. Voor categorie D wordt een plan van aanpak opgesteld waarin nader wordt beschreven op welke wijze soorten worden ingedeeld. De indeling bestaat uit lijsten van soorten die in Nederland zijn vastgesteld en die potentieel in aanmerking komen voor plaatsing in categorie D (vanuit de huidige ‘categorie E’, waarin alle soorten staan met bewezen of vermoedelijke ontsnapte exemplaren). Ook de omgekeerde beweging wordt in beeld gebracht: zijn er soorten die nu op de A-lijst staan en die beter in categorie D geplaatst kunnen worden? Zoals eerder aangegeven zal de commissie terughoudend zijn om taxa in categorie D te plaatsen. Het plan van aanpak wordt binnenkort gepubliceerd op Dutch Avifauna en de commissie kijkt naar mogelijkheden om betrokkenheid en kennis ‘uit het veld’ te betrekken voordat de aanpak definitief is en het daadwerkelijk (her)beoordelen van de status per soort begint. Het streven is om eind 2025 de indeling in categorieën klaar te hebben en ook het beoordelingsproces van de commissie hierop te hebben ingericht voor nieuwe gevallen.

Er is gesproken over het voorstel om een aantal oudere gevallen van Grijze Strandloper Calidris pusilla in herroulatie te brengen, omdat er meer actuele kennis is over het soms buitengewoon lastige uitsluiten van ‘grijze’ Kleine Strandlopers C minuta. Deze voorstellen zijn inmiddels in stemming gebracht en twee oude gevallen worden opnieuw beoordeeld (zie www.dutchavifauna.nl gevallen in roulatie). Ook is gesproken over de herroulatie van Aziatische Roodborsttapuiten Saxicola maurus om vast te stellen of Stejnegers Roodborsttapuit S stejnegeri met voldoende zekerheid is uitgesloten (en mogelijk zijn er gevallen waarin Stejnegers een betere kandidaat lijkt). Omdat het om vele 10-tallen gevallen gaat is afgesproken dat het voorstel voor herroulatie als bulkvoorstel wordt afgerond, zodat de commissieleden hier in één keer over kunnen stemmen en niet per geval apart. Daarna begint pas de feitelijke herroulatie van gevallen waarover een herroulatiebesluit is genomen. Verder is, mede naar aanleiding van een ingekomen brief, besproken of eerstejaars ‘izabelklauwieren’ Lanius isabellinus/phoenicuroides met voldoende zekerheid als Daurische Klauwier L isabellinus of Turkestaanse Klauwier L phoenicuroides zijn te aanvaarden. Besloten is dat exemplaren aan de beide uiterste zijden van het spectrum nog steeds op soort aanvaardbaar zijn maar dat er een groot middengebied is waarin de kenmerken overlappen en waarin (zeker wanneer sprake is van matige foto’s of lastige belichting) aanvaarding als ’izabelklauwier’ de beste optie is. Deze benadering is in lijn met beoordelingen in het verleden.

Ten slotte werd gesproken over de einddatum van een geval waarbij een vogel voor zorg of om andere redenen in gevangenschap werd genomen. Besloten is dat de laatste datum waarop de vogel nog in vrijheid was de einddatum van een geval vormt, tenzij er sprake was van een ringvangst of een ‘bevrijdingsactie’ (bijvoorbeeld van een vogel verstrikt in een visnet) waarbij de vogel nog op dezelfde kalenderdag weer in vrijheid is gesteld; dan tellen eventuele langere verblijfsdagen na vrijlating mee voor het geval. In andere gevallen waarin de vogel langere tijd in bewaring is geweest wordt deze na vrijlating beschouwd als ‘uitgezet’ en blijft de einddatum de datum van de gevangenneming. Verblijfsduur, datum van vrijlating en eventueel verlengd verblijf worden wel vermeld in Dutch Avifauna en het CDNA-jaarverslag. De verblijfsduur van drie gevallen zoals gerapporteerd op Dutch Avifauna en in CDNA-jaarverslagen wordt gecorrigeerd en later dit jaar vermeld in jaarverslag 2024.

Enno B Ebels & Hans Schekkerman

Wijziging samenstelling CDNA

Op 1 maart 2025 stopt Thijs Fijen als CDNA-lid, na twee volledige termijnen van 4 jaar, waarvan anderhalf jaar als voorzitter. Thijs wordt als lid opgevolgd door Pim Rijk uit Leiden, Zuid-Holland, die velen zullen kennen als fanatieke veldvogelaar, vooral in de kuststreek en op de eilanden, en als trouwe deelnemer aan NJN-kampen. Pim is geboren in 2000 en het tweede commissielid dat in de 21e eeuw is geboren. Hij publiceert wekelijks korte verhalen op de website Vogelradar en is gids voor Dagje in de Natuur. De rol als voorzitter wordt overgenomen door Enno Ebels (1964) uit Utrecht, Utrecht, die vanaf juni 2022 commissielid is. Enno is bij veel mensen bekend omdat hij regelmatig artikelen schrijft voor Dutch Birding (vooral over zeldzaamheden in Nederland, maar ook daarbuiten, en over andere onderwerpen zoals taxonomie en herkenning) en omdat hij recent de mijlpaal van 500 soorten in Nederland bereikte.

Thijs Fijen & Enno B Ebels

Afrikaans Purperhoen in februari 2024 en Petsjorapieper in november 2024 aanvaard als nieuwe soorten voor Nederland

Op 5 februari 2024 vond Gert-Jan van Veen een vers dood Afrikaans Purperhoen Porphyrio alleni onder een fly-over bij een bedrijfsgebouw aan de Julianahaven, Eemshaven, Groningen. Vermoedelijk was de vogel tegen het gebouw doodgevlogen. Het betrof een vogel in juveniel kleed (tweede-kalenderjaar). De dode vogel werd overgebracht naar Naturalis Biodiversity Center in Leiden, Zuid-Holland, waar hij op 8 mei 2024 tijdens een openbaar toegankelijke sessie werd geprepareerd door Becky Desjardins. Een breuk in de ondersnavel en ‘blauwe plek’ op de linkervleugelboeg bevestigden dat de vogel vermoedelijk tegen een gebouw was gevlogen. De poten en nagels waren onbeschadigd en niet bevuild; de maag was leeg, afgezien van een paar kleine steentjes. Het betrof een mannetje met nog enig vet, dus niet ernstig verzwakt. De waarneming werd ingediend en na twee ronden aanvaard als nieuwe soort voor Nederland. De determinatie en leeftijdsbepaling leverden geen problemen op. Er was wel discussie over de status omdat de vindplaats zou kunnen duiden op een ship-assisted aankomst. De vogel werd echter bijna 20 m van de kade gevonden en was dus vrijwel zeker niet dood overboord gegooid. Daarnaast waren er in verenkleed of vervuiling geen aanwijzingen voor een verblijf aan boord. Een aankomst per schip staat op zichzelf overigens aanvaarding als wild niet in de weg, zolang niet aannemelijk is dat deze aanvoer vanuit het natuurlijke verspreidingsgebied heeft plaatsgevonden, met extra menselijke hulp onderweg (zoals voeren), en de soort geacht wordt Nederland ook op eigen kracht te kunnen bereiken. Voor een zo volledig mogelijk beeld heeft de CDNA bij de havenautoriteiten (Groningen Seaports) nagevraagd of er in de vijf dagen voor de vondst schepen waren aangekomen waarop de vogel vanuit Afrika zou kunnen zijn meegereisd. In deze periode blijken er geen schepen in de Eemshaven geweest die direct afkomstig waren uit de omgeving van Afrika of de Middellandse Zee. De herkomsthavens van scheepsbezoeken in die periode lagen alle rond de Noordzee, aan de westkust van Frankrijk, in Scandinavië of in de Verenigde Staten. Ook in het nabijgelegen Delfzijl, Groningen, zijn in die periode geen schepen geweest met bovengenoemde herkomst. Eén passerend schip dat uit Cuxhaven, Niedersachsen, in Duitsland kwam had daarvoor Motril, Andalucía, in Zuid-Spanje en andere havens in de Middellandse Zee aangedaan. Als dit schip de vogel ergens in de Middellandse Zee of voor Zuidwest-Europa zou hebben opgepikt, zou die dus in Cuxhaven aan boord moeten zijn gebleven en pas nabij de Eemshaven aan land zijn gevlogen, en daar dan pas enkele dagen later tegen het gebouw zijn gevlogen. Zo’n scenario werd door de commissie als veel minder plausibel beoordeeld dan dat hij op eigen kracht is gearriveerd of met een ander schip is aangevoerd, waar hij dan dichter bij Nederland aan boord moet zijn gekomen. Afrikaanse Purperhoen staat - samen met enkele andere rallensoorten - bekend om zijn extreme afdwalingen vanuit de broedgebieden ten zuiden van de Sahara, met gevallen tot in Noordwest-Europa (vooral in de winter), westelijk tot de Azoren en Fernando de Noronha, Brazilië, op eilanden in de Indische Oceaan en regelmatig in Noord-Afrika en Zuid-Europa (van de Canarische Eilanden tot Turkije). Alles overwegende oordeelde de commissie dat er voldoende redenen waren om dit geval op de Nederlandse avifaunistische lijst te plaatsen (waarbij niet is uit te sluiten dat deze vogel een deel van de reis op een schip heeft doorgebracht; zie Handboek CDNA voor richtlijnen). Op basis van het patroon van waarnemingen ver buiten Afrika betrof het een langverwachte toevoeging aan de lijst.

Op 1 november 2024 werd door Gerjon Gelling en Stephen Tas een spannende pieper Anthus overvliegend gezien, gehoord en opgenomen over De Vulkaan in het Westduinpark, Den Haag, Zuid-Holland. Aan de vogel zelf werden slechts enkele kenmerken gezien maar de roep was opvallend en bestudering van de sonagrammen leidde als snel tot de determinatie als (vermoedelijke) Petsjorapieper A gustavi, een potentiële nieuwe soort voor Nederland. De waarneming werd in november ingediend en na twee beoordelingsrondes aanvaard door de CDNA. Dat ging niet zonder slag of stoot: recent heeft de commissie de criteria voor dergelijke indieningen aangescherpt (zie verslag van de decembervergadering). De waarneming te Den Haag voldeed aan alle voorwaarden: de vogel in kwestie is gezien en de beschrijving past goed op een pieper en het formaat en de verhoudingsgewijs wat kortere staart zelfs goed op Petsjorapieper; de geluidsopname omvatte circa zeven roepjes en liet geen twijfel dat die kwamen van de vogel die op dat moment overvliegend werd gezien, en de sonagrammen passen alleen op deze soort. Petsjorapiepers zijn zeldzaam in Europa, zeker na half oktober, en er zijn geen eerdere gevallen bekend in Europa van een trekkende vogel over een telpost. Mede daarom wilde de commissie volledig zeker zijn en werd advies ingewonnen van een aantal experts op het gebied van geluiden. Op basis van de volledige documentatie en commentaren van externen werd het geval aanvaard.

Een eerder geval van een mogelijke Petsjorapieper (met geluidsopname) op Vlieland, Friesland, op 20-21 oktober 2012 (www.dutchavifauna.nl/record/31612) is destijds door de commissie afgewezen. Omdat inmiddels veel meer geluidsopnamen ter vergelijking beschikbaar zijn gaat de commissie een stemronde doen om te bepalen of dit geval voor herroulatie in aanmerking komt.

Enno B Ebels

Russische Gele Kwikstaarten in april 2023 en april 2024 niet aanvaard

Op 22 april 2023 werden op de dijk bij telpost Eemshaven Oost, Groningen, twee mannetjes gele kwikstaarten Motacilla met kenmerken van Russische Gele Kwikstaart M flava beema waargenomen en gefotografeerd. Na kort te hebben gefoerageerd vlogen de vogels op actieve trek verder. Beide hadden de uiterlijke kenmerken die goed passen op beema. Op basis van het kleed konden hybriden Gele x Engelse Kwikstaart M f flava x flavissima, bekend als ‘Channel Wagtail’ of ‘Kanaalkwikstaart’, worden uitgesloten. Omdat beema nog niet in omringende landen met zekerheid is vastgesteld heeft afstemming plaatsgevonden met commissies die zijn aangesloten bij de Association of European Rarities Committees (AERC) over hoe om te gaan met dit lastige taxon. Hieruit bleek dat geen van de reagerende commissies gevallen van beema had aanvaard, en dat enkele commissies die zich over gevallen hadden gebogen het taxon beschouwen als ’niet identificeerbaar‘ in de context van beoordeling van zeldzaamheden. Vervolgens heeft de CDNA verkennend onderzoek gedaan naar de variatie tussen beema en nominaat flava in mogelijke overgangsgebieden. Daaruit kwam naar voren dat die variatie onbekend is. Daarom is besloten dat deze vogels, hoewel ze er uit zien zoals beema, (vooralsnog) niet aanvaardbaar zijn in Nederland zolang de variatie niet nader in beeld is gebracht. De melding van een vermoedelijke beema die op 27 april 2024 werd gefotografeerd in Park Lingezegen bij Elst, Gelderland, is daarmee op dit moment ook niet aanvaardbaar.

Thijs Fijen

Feedback?