Dutch Birding jaargang 31 nummer 2, 2009

Voorpagina

Dwerguil  ·  Glaucidium passerinum
Roef Mulder

Artikelen / papers

79 - 85 Calls, identification and taxonomy of Siberian Chiffchaff: an analysis
Arnoud B van den Berg & The Sound Approach

Roep, herkenning en taxonomie van Siberische Tjiftjaf: een analyse

Zoals in recente publicaties met geluidsopnamen van The Sound Approach is aangetoond, biedt de vlakke contactroep van Siberische Tjiftjaf Phylloscopus collybita tristis (hierna tristis) een verifieerbaar kenmerk voor de herkenning. In dit artikel wordt besproken in hoeverre dit geluidskenmerk heeft bijgedragen aan de kennis over het voorkomen op trek en in de winter, over de morfologie en over de beweerde mengpopulatie met de oostelijke ondersoort van Tjiftjaf P collybita abietinus (hierna abietinus). Deze kennis kan ook gevolgen hebben voor de taxonomie.

Tristis heeft een groot verspreidingsgebied dat zich uitstrekt van noord-oostelijk Europees Rusland oost tot de Kolyma-rivier diep in Siberië. Het voorkomen als trekker en wintergast in het westen van Europa is nog onduidelijk. In sommige landen wordt hij namelijk niet als dwaalgast beschouwd terwijl het bijvoorbeeld in Nederland een taxon is dat door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna wordt beoordeeld. Aangezien bij de beoordeling alleen waarnemingen volstaan die zijn gedocumenteerd met geluidsopnamen of een nauwkeurige bestudering - liefst in de hand - van verenkleed en naakte delen, wordt slechts een deel ingediend en aanvaard.

Het meest karakteristieke kenmerk van tristis is de zang. Deze is sneller met kortere pauzes dan bij andere tjiftjaf(onder)soorten, met tweedelige, zowel rijzende als dalende noten. Het is aangetoond dat de zang van tristis niet varieert binnen een van west naar oost 4000 km brede strook van zijn Siberische verspreidingsgebied, waarbinnen ook \'fulvescens\' voorkomt. Laatstgenoemde is gebaseerd op een type-exemplaar uit het noordwesten van het areaal van tristis, wordt gekenmerkt door wat olijfgroen en geel in het verenkleed en dient te worden beschouwd als een vorm van tristis en bijvoorbeeld niet als een hybride tussen abietinus en tristis.

Met name in Komi, in het grensgebied van abietinus en tristis in Europees Rusland, zijn veel studies verricht aan mengzangers. Aangezien zang wordt aangeleerd, vormt mengzang geen bewijs dat er sprake is van een hybride. Bij Iberische Tjiftjaf P ibericus bleek bijvoorbeeld dat mengzangers zowel zuivere Iberische als hybriden betroffen. Bovendien is er geen \'gene flow\' gevonden tussen tristis en abietinus waarbij dient te worden aangetekend dat tot nu toe het monster gering was.

Desalniettemin kan men stellen dat het bestaan van een mengpopulatie niet is aangetoond en dat er zelfs (nog) geen bewijs is voor hybridisatie. Overigens zijn er gecontroleerde experimenten bekend die lieten zien dat tristis niet reageerde op bandopnamen van de zang van Tjiftjaf en omgekeerd was er eveneens nauwelijks reactie.

De conclusie is gerechtvaardigd dat tjiftjaffen die als tristis roepen inderdaad als tristis moeten worden gedetermineerd. Dat geldt ook voor exemplaren in westelijk Europa die in kleur niet beantwoorden aan het klassieke beeld van een \'bruine tristis zonder groen en geel en zwarte naakte delen\'. Daar komt bij dat waarnemingen en foto\'s in voor- en najaar uit zuidelijk Kazakhstan, waar alleen tristis voorkomt, aantonen dat de kleur van tristis variabeler is dan tot dusver aangenomen.

Er wordt gewezen op mogelijke verwarring met roepjes van juveniele Tjiftjaf in de nazomer en met sterk op tristis lijkende roepjes van Tjiftjafondersoorten in het Midden-Oosten. Tevens wordt benadrukt dat tristis behalve de karakteristieke contactroep ook andere roepjes kan laten horen en dat juveniele roepjes van dit taxon nog onbekend zijn. In geval van twijfel wordt daarom aangeraden om geluidsopnamen en sonagrammen van de roep te maken.

In de afgelopen decennia is besloten om een aantal voormalige tjiftjafondersoorten soortstatus te verlenen. Het betreft onder meer Bergtjiftjaf P sindianus, Kaukasische P lorenzii, Iberische en Canarische Tjiftjaf P canariensis. Deze taxa verschillen qua uiterlijk en vocalisaties minder van nominaat Tjiftjaf dan tristis. Genetisch verschilt tristis echter minder van Tjiftjaf dan de andere taxa, maar nog altijd meer dan het geval is bij een aantal andere soortenparen. Het lijkt daarom een praktische hypothese om tristis op te vatten als een soort die wat morfologische variatie vertoont, met bruiner en minder geel en olijfgroen in het verenkleed van west naar oost, en wordt gekenmerkt door zang en contact­roep.

Arnoud B van den Berg & The Sound Approach, Duinlustparkweg 98, 2082 EG Santpoort-Zuid, Netherlands(arnoud.vandenberg@@planet.nl)

86 - 100 Siberische Tjiftjaffen in Nederland: voorkomen en determinatie
Enno B Ebels

Siberian Chiffchaffs in the Netherlands: occurrence and identification

This paper summarizes the occurrence of Siberian Chiffchaff Phylloscopus collybita tristis in the Netherlands and discusses the identification of this taxon. Tristis is a rare visitor, first recorded in 1985, and is considered by the Dutch rarities committee (CDNA). Table 1 gives an overview of records up to early 2008 (28, involving 29 individuals); birds have been found in October (9), November (13), December (4), January (1), February (1) and April (1), which shows that tristis is predominantly a late autumn vagrant, with scattered records in winter and early spring. Some individuals have stayed for several months. In recent years, the number of reports has increased strongly and many reports, mainly from 2005-09, have not yet been submitted or are still under consider­ation; a selection of these reports is given in table 2. Table 3 lists reports that had formerly been accepted but that have now been rejected after review, because of the recently sharpened criteria for acceptance. Most records come from coastal sites, with just a few inland. Six birds haven been trapped and ringed. The criteria for acceptance by the CDNA are listed in the appendix. Records can only be accepted if a combination of sound-recordings (song and/or call) and photographs is available; by exception, if high-quality photographs are available (eg, of birds in the hand), acceptance can be possible without sound-recordings. According to the CDNA criteria, both \'grey\' and \'brown\' birds can be acceptable, provided the sound-recordings match the typical song and/or call of tristis. On plumage alone, in the field, \'grey\' birds can not safely be separated from some Common Chiffchaffs of the northern subspecies P c abietinus.
A summary is given of records in other countries in northern and western Europe (Denmark: 35 up to 1995; Finland: 62 up to 2001; Germany: 19 up to 1998; Latvia: eight up to 1999; Norway: three up to 1999; and Sweden: 108 up to 2003). Tristis is not considered in, eg, Britain and Ireland but in 2008 the British rarities committee has started to collect submissions for future consideration. The criteria for possible acceptance differ from country to country in Europe, with several countries not (yet) accepting \'grey\' birds. Both morphology and vocalizations are discussed with references to a large number of recent publications about the (presumed) variability in morphology and vocalizations of tristis, compared with abietinus and nominate P c collybita. Recent research in southern Kazakhstan (where tristis is a common migrant and other chiffchaff taxa have not been recorded) indicates that tristis is highly variable in plumage, whereas the typical \'sad\' call and the song are constant features. These conclusions support the policy of the CDNA to give much weight to the documentation of vocalizations when considering tristis reports. For more information in English on the vocalizations, morphology (including the research in Kazakhstan) and taxonomy of tristis, see van den Berg & The Sound Approach (2009). The consistent vocal differences between tristis and abietinus/collybita and the lack of evidence for an intergradation zone of these taxa contribute to the hypothesis that tristis deserves specific status.

Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland
(ebels@@wxs.nl)

101 - 109 Birds of Kazakhstan: new and interesting data, part 2
Arend Wassink

Vogels van Kazachstan: nieuwe en interessante gegevens, deel 2

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van interessante vogelwaarnemingen in Kazachstan. Ook wordt een aantal waarnemingen vermeld waarvan de documentatie volgens de auteur onvoldoende is. Het overzicht bevat vier nieuwe taxa voor Kazachstan, Grote Grijze Snip Limnodromus scolopaceus, Zwarte Rood­staart Phoenicurus ochruros gibraltariensis, Rivierroodstaart Chaimarrornis leucocephalus en Humes Karekiet Acrocephalus orinus. Verder wordt beschreven dat Oostelijke Blonde Tapuit Oenanthe melanoleuca en Picatatapuit O picata in Kazakhstan tot polymorfe populaties met een hybride oorsprong behoren, respectievelijk van Bonte x Oostelijke Blonde Tapuit, en van de ondersoorten capistrata en opistholeuca. Eén soort, Himalayakwikstaart Motacilla himalayensis, is door de auteur van de nationale lijst afgevoerd vanwege het feit dat de documentatie niet meer volledig wordt geacht.

Arend Wassink, Postweg 64, 1795 JR De Cocksdorp, Texel, Netherlands
(arendwassink@@texel.com)

Varia

110 - 121 Endemics and specialities of Cuba
Guy M Kirwan & William H Price

WP reports

122 - 131 February–mid-March 2009
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

132 - 137 Nederland: januari-februari 2009
Roy Slaterus & Vincent van der Spek

Corrigenda

138 Corrigenda
Redactie Dutch Birding
Feedback?