Klaas Eigenhuis (1948-2018) Op de sobere en ontroerende begrafenis van Klaas Eigenhuis in De Kwakel, Noord-Holland, op 24 augustus 2018 vatte Dirk Moerbeek het overlijden van Klaas samen met een enkel woord, ‘zonde’. Het was precies wat ook ik voelde: er was iemand uit Aalsmeer ‘verdwenen’ die op onorthodoxe wijze zijn moreel kompas volgde en altijd iets interessants had te melden.
Klaas klaagde de laatste maanden over een zwakke gezondheid ten gevolge van diabetes en was sterk vermagerd. Dat hij een halfjaar na zijn 70e verjaardag in zijn slaap zou overlijden had echter niemand verwacht. Al was het maar omdat hij als arts gezond leefde, geen alcohol dronk en nooit had gerookt.
Klaas’ vader werkte bij de KLM en dat zal verklaren waarom hij in Zweden het levenslicht zag, op 29 maart 1948, om daarna de rest van zijn leven bij Schiphol in Aalsmeer, Noord-Holland, te wonen. Eerst had het gezin Eigenhuis een huis aan de Seringenstraat en toen dat werd opgeslokt door nieuwbouw van de televisiestudio’s van Endemol konden de vogels in een tuin aan de Rietgorsstraat door Klaas in de watten worden gelegd.
Het was dankzij zijn broer Kees dat ik begin jaren 1970 voor het eerst over Klaas hoorde. Met een groepje jaargenoten op de biologiefaculteit van de Vrije Universiteit, waar Karel Voous indertijd nog colleges gaf, spraken we tijdens lunchpauzes over goede vogelplekken in de wijde omgeving. Klaas had toen al een grote actieradius en nam zijn vijf jaar jongere broer vaak op sleeptouw, vooral in Noord-Holland rond de Westeinderplas, op de opspuitterreinen van Sloterdijk, in de AW-duinen en langs de pieren van IJmuiden.
Klaas werkte aanvankelijk als leraar in de Duitse taal maar hij wilde verder studeren en arts worden. Daartoe moest hij eerst staatsexamen voor de HBS doen om met dat diploma als student te worden toegelaten op de medische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Na die ingewikkelde omweg studeerde hij binnen korte tijd af ondanks dat hij veel tijd besteedde aan het kijken naar vogels. En passant ontwikkelde hij vele andere vaardigheden, zoals in de schaaksport (waarmee hij stopte omdat er in zaaltjes veel werd gerookt), de mycologie (paddenstoelen) en een aantal talen (Russisch, Zweeds).
Hij kreeg een aanstelling als keuringsarts en probeerde dat werk niet alleen te combineren met vogels zoeken maar ook met het ‘twitchen’ van dwaalgasten. Dat laatste betekende dat hij soms plotseling zijn post moest verlaten. Zijn werkgevers hadden daar geen begrip voor en dat was naar verluidt een reden om zijn dienstverband te verbreken, niet lang na zijn bezoek aan een Steppekievit Vanellus gregarius op Schiermonnikoog, Friesland, op 24 augustus 1982. Mede door de economische crisis van die jaren kwam hij daarna niet meer als arts aan het werk.
Klaas bleef fanatiek vogels kijken en werd een icoon in zowel Nederland als België, zeker voor vogelaars die nu ouder zijn dan 30-40 jaar. Hij wordt gezien als een van de grondleggers van Dutch Birding en was een van de acht initiatiefnemers waarvan het telefoonnummer is te vinden onderaan de drie ‘nieuwsbrieven’, velletjes met informatie die in de winter van 1978/79 werden verspreid als voorloper van het tijdschrift.
Toch heeft hij aan maken en uitbrengen van het tijdschrift en later de DB-website weinig bijgedragen. Ook verliet hij al korte tijd na zijn benoeming de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna. Hoewel vriendelijk en sociaal, was hij blijkbaar niet echt een ‘team speler’. Het leek alsof hij zich alleen ergens voor wilde inzetten als alles precies op zijn manier werd gedaan. Misschien was het ook dat Dutch Birding voor hem te veel pretenties had. Het ging hem immers vooral om de herkenning en het voorkomen van zeldzaamheden in de Lage Landen en bijvoorbeeld minder om wat er daarbuiten werd ontdekt. Hij stond wel als ‘consultant’ vermeld in het colofon van het Vlaamse vogeltijdschrift Natuur.oriolus en van DB-Nieuwsbrief, een maandelijkse uitgave die werd verzorgd door Dirk Moerbeek en Sandra Gardeslen, en in 1989 naast Dutch Birding verscheen.
Desalniettemin was zijn invloed in de tijd die voorafging aan internet baanbrekend. Met de draadtelefoon als wapen opende hij in de jaren 1970-90 vele deuren en kwamen berichten over waarnemingen van zeldzame vogels boven water die anders verloren waren gegaan. Dat schiep een nieuwe mentaliteit van informatie delen in plaats van geheim houden. Dat was een transformatie die met name in de jaren 1970 niet zonder slag of stoot plaatsvond. Rivaliteiten tussen clubjes vogelaars verdwenen snel doordat Klaas geen begrip of geduld voor geheimhoudingen had, en mensen die iets achterhielden ‘strafte’ door ervoor te zorgen dat ze bij een volgende dwaalgast niet tijdig werden gewaarschuwd. Zijn opstelling bij de vangst van ’s lands tweede Raddes Boszanger Phylloscopus schwarzi op 8 oktober 1977 te Castricum, Noord-Holland, leidde zelfs tot zo veel spanningen dat, om toekomstige problemen met ringers te voorkomen, het bestuur van de Dutch Birding Association een paar jaar later besloot om gevangen vogels niet op tellijstjes van twitchers mee te tellen. Een overleg met ringstations om tot afspraken te komen kwam daarna nimmer meer aan de orde omdat sindsdien Nederland altijd het land is gebleven waar gevangen vogels ook kort na het vrijlaten ‘niet telbaar’ zijn.
Tegenwoordig worden meldingen van zeldzaamheden door een reeks website-moderatoren vanachter een computerscherm op waarde geschat. Vroeger deed Klaas dat vaak alleen en in het veld, als actiefste van een dozijn vogelaars dat regelmatig meldingen controleerde. Nel Eigenhuis-Wies, Klaas’ moeder met wie hij zijn leven lang hetzelfde huis deelde, vervulde daarbij een cruciale rol. Als Klaas het huis uit was noteerde zij binnenkomende berichten en vanuit telefooncellen konden Klaas of andere vogelaars contact met haar opnemen.
Daarnaast investeerde Klaas in de toekomst door generaties van jonge, beginnende vogelaars enthousiast te maken en mee te laten rijden naar vogels in alle uithoeken van het land. Uit de reacties op zijn overlijden op de DB-website is op te maken dat velen van hen die genereuze hulp nooit zijn vergeten.
Hij liep niet alleen meldingen van anderen af maar probeerde ook zelf zeldzame soorten te vinden. Hij spendeerde nooit tijd aan het foto- of sonografisch vastleggen van vogels en als hij een zeldzaamheid goed genoeg had gezien, reed hij vaak snel weer weg om een andere te zoeken. Ook tuurde hij vele uren achtereen met zijn Beck Kassel-verrekijker over zee, of zocht hij meeuwen en steltlopers af. Hij had daarbij geregeld succes en was bijvoorbeeld bij de ontdekkingen in Noord-Holland van een Kleine Kokmeeuw Chroicocephalus philadelphia op 16 juni 1988 te IJmuiden en een veel bediscussieerde Gon-gon Pterodroma feae op 24 oktober 1992 te Camperduin. Zijn hoogtepunt kwam met ’s lands eerste Grote Kanoet Calidris tenuirostris langs de Oostvaardersdijk, Flevoland.
In die tijd liepen er in de Oostvaardersplassen nog geen grote zoogdieren rond en was het gebied in het zomerhalfjaar rijk aan 10 000en steltlopers. Deze waren door de brede rietkragen vaak moeilijk af te zoeken. Klaas had daar een oplossing voor door zich met statief en stoel een weg te banen dwars door het riet naar de waterkant, daarbij na een paar meter direct een scherpe bocht makend zodat zijn pad vanaf de openbare weg niet zichtbaar was. Zijn Grote Kanoet vond hij dankzij zo’n pad dat hij op 19 september 1991 maakte bij paal 23.3. De korte kijkafstand bleek essentieel want de vogel droeg een op afstand lastig te herkennen kleed; het betrof het eerste juveniele exemplaar voor Europa.
Al deze activiteiten resulteerden erin dat hij jarenlang de ‘nummer één’ was, de vogelaar met de langste lijst van in Nederland waargenomen vogelsoorten, een positie die hij periodiek afwisselde met Gerard Steinhaus. Hij was alleen daardoor al een boegbeeld van Dutch Birding en toen bestuursleden na de eeuwwisseling hoorden dat Klaas een enorme vracht aan kennis over de herkomst van Nederlandse vogelnamen had vergaard, vroegen ze hem er een door Dutch Birding uit te geven boek over te schrijven. Het resultaat was een monumentaal werk van 672 pagina’s, het Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen, dat in 2004 met hulp van Theo Admiraal, Dirk en Sandra werd uitgebracht.
Velen dachten dat Klaas na het schrijven van dit boek weer vaak de vrije natuur in zou gaan en zich minder met etymologie bezighouden. Niets was minder waar: hij liet steeds meer steken vallen voor zijn lijst terwijl zijn taalkundige werk in omvang bleef groeien. Eerst liet hij de vogels aan zich voorbijgaan waarvoor hij te ver moest reizen, zoals op Vlieland de Vale Gierzwaluw Apus pallidus in oktober 2006 en de Noordse Waterlijster Parkesia noveboracensis in september 2010. Tegen zijn oude gewoonte in liet hij nu en dan ook ‘telbare’ zeldzaamheden met een twijfelachtige herkomst schieten, zoals de Kokardezaagbek Lophodytes cucullatus in december 2007. Vanaf 2012 bezocht hij zelfs makkelijk te bereiken ‘superdwaalgasten’ niet meer, zoals de Bruinkeelortolaan Emberiza caesia van Lauwersmeer, Groningen, op 5 mei 2013 en de Rosse Waaierstaart Cercotrichas galactotes van Camperduin in september 2013. Al met al miste hij in de laatste 10 jaren c 25 soorten. Tot zijn laatste dag werkte hij wel gestaag door aan de etymologie, waarbij hij dermate veel nieuws ontdekte dat er meerdere boeken mee gevuld hadden kunnen worden.
Zijn voordeel was dat hij met zijn grote ornithologische kennis tot verrassende oplossingen kwam over de oorsprong van vogelnamen die een taalkundige met minder vogelkennis over het hoofd zag. Als zijn visie niet werd geaccepteerd, schrok hij er niet voor terug om (misschien wel te) volhardend en op het scherpst van de snede meningsverschillen met taalkundigen te beslechten.
Het was niet alleen zijn passie voor ‘Neerlandistiek’ die Klaas steeds vaker weerhield het veld in te gaan. Op 1 oktober 2004 brak hij in de duinen van IJmuiden bij een door Magnus Robb ontdekte Goudlijster Zoothera aurea zijn enkel. Het herstel duurde langer dan verwacht en dat was misschien een eerste teken van een teruglopende gezondheid. Volgens Kees ging ook zijn gezichtsvermogen ernstig achteruit; hij was altijd al deels kleuren- en nachtblind maar nu kreeg hij moeite om vliegende vogels in beeld te krijgen. Als belangrijkste reden om zich te beperken tot de vogels (én egels) rond zijn huis noemde Klaas echter zijn persoonlijke strijd tegen de oorzaken van klimaatverandering. Net als vele anderen van zijn leeftijd zal hij pas rond de eeuwwisseling hebben gezien hoe groot de omvang van de afbraak van de natuur door de mens was geworden. Daarover was hij oprecht zo bezorgd dat hij koos voor een levenswijze met een zo klein mogelijke ‘ecologische voetafdruk’.
De redactie van Dutch Birding wenst zijn moeder Nel, zijn broer Kees, zijn zuster Ria en overige familieleden en vrienden sterkte met dit verlies.
Arnoud B. van den Berg
Klaas Eigenhuis (links) en Gerard Steinhaus bij de Oosterse Tortel te Wergea, 22 januari 2010. Met dank aan Peter de Vries voor deze unieke foto, misschien wel de laatste waarop ze samen zijn te zien. Klaas en Gerard bezetten jarenlang afwisselend de koppositie van de Nederlandse twitcherslijst.