Erg leuk verhaal, Cornelis! Fraaie serie van gevallen. Er mist overigens nog ergens een foto van een Mongoose pieper...
Goud van Oud
Heb je een mooi verhaal en/of een fraaie (twitch)foto's van een 'legendarisch' geval, stuur die dan op naar de samenstellers van deze rubriek via birding@dutchbirding.nl. Over het algemeen geldt voor een rubriek die Goud van Oud heet het credo 'hoe ouder hoe leuker', maar schroom niet om ook meer recente foto's/verhalen in te sturen.
Zeldzaamheden op braakligging op IJsselmonde
6 augustus 2024 · Cornelis Fokker · 3052 × bekeken
In de afgelopen vijftien jaar zijn op het oosten van het eiland IJsselmonde (ZH, noordelijkste eiland van de Delta) veel zeldzaamheden opgedoken. Een periode met een ideale combinatie van factoren, die nu ten einde lijkt te zijn gekomen, maar de moeite waard is om te memoreren en stimuleren.
Vanaf 2010 begonnen een aantal jonge vogelaars (Jan de Jong, Laurens van der Padt, Laurens van der Windt en ik) met het struinen over braakliggende terreintjes in Hendrik-Ido-Ambacht. Hoe we er precies op kwamen kan ik me slecht herinneren, maar de kennis van de Maasvlakte (waar ik in 2009 voor het eerst een Ortolaan en Draaihals zag) speelde daarbij wellicht een rol. Ook daar leverde het vogelen op braakliggende terreinen veel op, dus waarom hier niet? Eerder had ik in september 2010 aan de andere kant van het dorp twee Draaihalzen ontdekt in een nieuw ingericht natuurgebiedje. Dat was min of meer de aanleiding dat ik probeerde zo vaak mogelijk een rondje te maken ten westen van het dorp, en Jan de Jong op de terreintjes in het oosten (langs de Noord). Langs de rivier lagen toen diverse braakliggende stukken. Zand, Bezemkruiskruid, Teunisbloemen en Kneuen. Dat is een korte samenvatting van hoe het eruit zag, met in de goede tijd altijd wel wat Paapjes, Tapuiten of Boompiepers. Maar eind september 2010 trapten we daar zomaar weer een Draaihals op.
Het braakliggende terrein tegenover de Karwei in Ambacht op 3 september 2016. In verband met een tijdelijke parkeerplaats is in het voorgaande jaar het hele terrein volgestort met puin, daarvoor waren grote stukken kaal zand aanwezig. (Cornelis Fokker)
Ligging van de belangrijkste plekken waar wij struinden op het oosten van IJsselmonde. Afhankelijk van het jaar waren verschillende stukken in de Volgerlanden en op de braakliggende terreinen langs de Noord beschikbaar. Het terrein bij de Karwei heeft daar verreweg de meeste soorten opgeleverd.
Dat vogelen op braakliggende terreinen bleek veel spannender en aantrekkelijker dan in de ‘saaie’ natuur- en recreatiegebieden in de omgeving. Na een ochtendje trektellen op 18 oktober 2010 op de Gorzen (begin van de herfstvakantie), begon het echt te draaien. Samen met Jan en Sander Elzerman zagen we twee IJsgorzen langstrekken, wat ons vervolgens deed besluiten om in de naastgelegen Crezéepolder eens te gaan struinen. Mooie graanstoppels met veel akkeronkruiden, waarom ook niet? Ik kan me de verbazing nog goed herinneren toen er vlak naast ons, al ‘pruttelend’ twee IJsgorzen opvlogen uit een veldje met Perzikkruid. Groter was nog de verbazing toen er de volgende dag op dezelfde plek een Geelgors bleek te zitten, en iets verderop langs de Noord (‘bij de Karwei’), een heuse Strandleeuwerik! Dat is in al die jaren wel de enige gebleken, maar zowel het ‘perzikkruidveldje’ als het veldje bij de Karwei bleven wel leveren.
Strandleeuwerik Eremophila alpestris die zich op het braakliggende terrein bij de Karwei ophield vanaf 18 t/m 21 oktober 2010. (Dave van der Spoel)
Eén van de IJsgorzen Calcarius lapponicus in de graanstoppel, waar het struinen in 2010 min of meer mee begon. 20 oktober 2010. (Dave van der Spoel)
De braakliggende terreinen langs de Noord en de Rietbaan (zijarm) aan de oostkant van het eiland IJsselmonde bleven zeker vijftien jaar liggen. Natuurlijk wisselde de situatie wel en verdwenen en verschenen er veldjes. Voor ons was dat dan weer de uitdaging om op elk veldje wel een keer een Draaihals te vinden, wat achteraf gezien ook nog overal gelukt is. In de goede jaren werden de beste plekken vrijwel dagelijks gezocht, zodat we soms de tel kwijt raakten met de Draaihalzen. Als je een week een Draaihals niet gezien had, was het dan weer een nieuwe die er zat, of had je hem een paar dagen gemist? We vergeleken de Draaihalzen door te kijken naar individuele kenmerken op foto’s, maar lastig was het wel.
Het enige voorjaarsgeval van een Draaihals Jynx torquilla op de braakliggende terreinen langs de Noord, in dit geval ook weer op het veld tegenover de Karwei. (Cornelis Fokker)
De Draaihalzen waren voor mij wel het ultieme van dat heerlijke struinen. Doelloos rondlopen en dan opeens die grote zangvogel met de kenmerkende streping op de rug. In een glimp was het meestal wel duidelijk, en meestal toch wel op een typische plek met wat jonge boompjes in de buurt. Toch bleef het daar ook op de braakliggende terreintjes niet bij. Groot was de euforie toen Laurens van der Padt in 2012 een groepje van drie Duinpiepers op hetzelfde terreintje bij de Karwei van Ambacht vond. Dat was wellicht het moment dat de bekendheid van dit stukje Zuid-Holland verder reikte in de vogelaarswereld dan IJsselmonde. Het groepje werd veelvuldig getwitched en liet zich schitterend bekijken.
De laatste Duinpieper Anthus campestris die aanwezig was op IJsselmonde. Net zoals de voorgaande gevallen verbleef ook dit exemplaar op een terrein met veel kaal, open zand. (René van der Giessen)
In 2018 verscheen op dezelfde plek een twitchbaar voorjaarsgeval. Toeval, want structureel struinen hebben we in het voorjaar nooit echt gedaan. In 2016 en 2023 waren er nog twee twitchbare Duinpiepers op de binnendijkse braakliggende terreinen. Naast de stoppels in de Crezéepolder en de braakliggende terreinen langs de Noord, waren er namelijk binnendijks ook de nodige potenties. Hendrik-Ido-Ambacht is de afgelopen jaren bezig geweest om het tuinbouwgebied tussen Ambacht en Zwijndrecht volledig vol te bouwen. Mede door de financiële crisis in 2008 heeft dat de nodige vertraging opgeleverd, wat zorgde voor jarenlang braakliggende terreinen. Niet elk jaar werden deze even trouw bezocht of waren ze geschikt. In 2023, toen er nog een flink stuk braak lag, waren twee Dwerggorzen, die hier achtereenvolgens aanwezig waren, het absolute hoogtepunt.
In 2023 verbleven twee Dwerggorzen Emberiza pusilla achtereenvolgens op een braakliggend terrein in de Volgerlanden, die goed van elkaar te onderscheiden waren omdat de eerste (vogel op de foto) slechts één staartpen had. (Jacob Molenaar)
Maar ook een Dwerggors was niet nieuw, want in 2013 vond Laurens van der Wind de eerste voor het eiland, en wel in de Crezéepolder. Ook dat jaar werd nog volop akkerbouw bedreven, alvorens de polder in 2015 en 2016 werd ingericht als nieuwe natuur. In het late najaar van 2016 werd de dijk doorgestoken, maar in de jaren van de inrichting lag het grootste deel van de polder braak. Uiteindelijk heeft die periode de beste soorten opgeleverd en stond IJsselmonde landelijk goed op de kaart.
Om bij die hoofdprijzen aan te komen, moet nog kort de ontwikkeling van de polder worden geschetst. Toen we begonnen in 2010 werd er gewoon akkerbouw bedreven, maar kleinschalig. Maïs, tarwe, aardappels. Het uiterste zuidoostelijke veld, ‘tegen de brug’, was in het begin altijd een ruig grasland. Niet interessant dachten we in eerste instantie, want op de graan- en maïsstoppels zaten de vogels. Soms honderden Veldleeuweriken, Graspiepers, Vinken, Kepen en Kneuen. Op 13 oktober 2011 ontdekte Laurens van der Padt echter opeens een Grote Pieper op dat ‘saaie grasveld’, daar kon dus toch wat zitten! Vanaf toen ging die mee in de ronde, wat op 31 oktober 2011 een duo Grote Piepers opleverde. Deze troostprijs (direct uit school) kan ik me nog herinneren, omdat het niet lukte om op tijd in Den Helder te kunnen zijn die dag voor een klauwier…
Een aantal vogelaars (v.l.n.r. Laurens van der Padt, Jan de Jong, René Los en Laurens van der Windt) op het zuidelijke grasland in de Crezéepolder, op zoek naar de Grote Pieper. 13 oktober 2011. (Cornelis Fokker)
Struinen in de Crezéepolder over de graanstoppelvelden. 2 november 2013. (Cornelis Fokker)
Later volgden nog drie gevallen van Grote Piepers, waaronder nog een duo. Naast het zuidoostelijke veld, bleek de akker waar we de eerste IJsgorzen vonden ook goed voor piepers. Dit landje was nat (te nat voor akkerbouw denk ik achteraf) en werd omgevormd tot grasland. Maar dus met natte plekken, want er zaten altijd Graspiepers, Watersnippen en Bokjes. Maar op 13 oktober 2014 vond ik daar een Roodkeelpieper. Die kon dus ook! In 2015 volgde nog een tweede. Ook die vond ik, maar toen als bonus tijdens een zoektocht naar een eerder gemelde IJsgors. Die bleek onvindbaar, net zoals eerder die week, toen ik tijdens een zoektocht een Velduil opstootte, ook al zo’n typische struinsoort.
Maar het veld waar de eerste Roodkeelpieper viel, bleek ook het veld van de eerste knaller van de polder. Op 31 oktober 2015 vonden Hans en Jan-Kees Bossenbroek daar een Mongoolse Pieper. Wij waren er ’s ochtends langs gefietst om een keer elders te gaan vogelen (we waren er al een paar keer doorheen gegaan die week). De 11e voor Nederland en de eerste twitchbare sinds 2007! Toen wij de vogel ’s avonds zagen, ontdekten we op de dijk nog wel een Oeverpieper. Die was ook nog nieuw voor onze regiolijst, maar bleek de jaren daarna een jaarlijkse wintergast langs de rivier.
In 2015 en 2016 waren de kreken in het gebied al gegraven, maar daarlangs lagen ruige veldjes met een afwisselende kruidenvegetatie. Dat maakte het struinen toch weer anders. De stoppelvelden van weleer waren verdwenen, maar de spanning zeker nog niet. Op 3 september 2016 gingen we er dus gewoon voor. We hadden ondertussen allemaal (LP, LW en ik) een rijbewijs en waren ook regelmatig op de Maasvlakte te vinden, maar ‘de Crezée’ bleef toch ook trekken. De Maasvlakte werd immers toch wel gecheckt en leverde ook vaak niks op…
We begonnen de polder in het noordelijke deel, waar wat kleine veldjes waren ontstaan door gegraven sloten en geultjes. Dit hoekje was bijzonder kruidenrijk met bijvoorbeeld Europese Hanenpoot en Perzikkruid. Het voorgaande jaar leverde dat onder andere wat Kwartels op. Meestal liep je natuurlijk voor nop tot het eind van zo’n veldje, en ook die bewuste ochtend twijfelden Laurens van der Wind en ik. Doorlopen tot de rietkraag? We deden het, en op het laatst vloog er een gek beest op. Lange staart, fors ding. Ging in de rietkraag zitten en het kopje deed ons het meest aan een Roodmus denken. Laurens van der Padt was al verder gelopen en zag ‘m vanaf de andere kant, maar ook daar twijfel. Een vlucht voor de rietkraag bracht opeens licht in de zaak: de vogel toonde geel op de onderzijde, dus het moest een Bruinkop- of Zwartkopgors zijn! Ook dit verhaal veranderde in een succesvolle twitch van een soort (Zwartkopgors) die al tien jaar niet meer twitchbaar was in Nederland.
Van 3 t/m 5 september 2016 verbleef de 16e en de eerste 1kj Zwartkopgors Emberiza melanocephala voor Nederland in de Crezéepolder. (Garry Bakker)
Twitchers op de dijk die een glimp proberen op te vangen van de Zwartkopgors. 3 september 2016. (Cornelis Fokker)
In 2016 was de Crezéepolder ingericht en klaar om ‘teruggegeven’ te worden aan het water. Op de achtergrond is de gegraven geul zichtbaar, maar de ruige oeverzones waren zeer geschikt om te struinen. Met resultaat! 5 november 2016. (Cornelis Fokker)
Eind 2016 werd de dijk in de Crezéepolder doorgestoken, en was het met de grootste pret gedaan. Alleen onder aan de Oostmolendijk bleef een graslandje droog, dus dan daar maar struinen… Dat leverde in oktober 2017 een Siberische Boompieper op. De laatste pieper die we nog moesten in de polder! Ongelofelijk dat dat nog lukte en dat hij voor de meeste vogelaars op IJsselmonde twitchbaar was. Een Citroenkwikstaart eerder dat najaar bleek dat helaas niet, maar was wel de eerste (en nog steeds beste…) vrucht van de ontpoldering. Na een Roodkeelpieper in het voorjaar van 2018 was het wel gedaan met het ‘struinen’. Wat rest is een polder waar dagelijks het water in- en uitstroomt en vogelaars (meestal vruchteloos) zoeken tussen Kieviten, Kemphanen, Grutto’s en eenden… Dat heeft in de tussentijd nog wel de nodige klassieke soorten voor zo’n plek opgeleverd: Gestreepte Strandloper, Zwarte Ibis en Rosse Franjepoot. De Vorkstaartmeeuw in 2023 was natuurlijk wel weer een absoluut hoogtepunt. Maar voor het struinen is de jeu er wel af.
Met het verdwijnen van de Crezéepolder als struinplek, was ook de grootste lol voor ons wel verdwenen. In de jaren die volgden, struinden we niet meer zo structureel, maar af en toe bleek er toch van alles in het vat te zitten. In december 2017 een Witstuitbarmsijs tussen de Grote Barmsijzen op het braakliggende terrein bij de Karwei. In 2018 volgden op de braakliggende terreinen in de Volgerlanden nog zowaar een Roodkeelpieper en Geelgors. Duidelijk bleek wel, dat zonder de regelmaat en het doorzettingsvermogen van weleer, de gebieden minder leverden. Dat werd vorig jaar nog openbaar toen ik een Duinpieper vond, en ‘zoekers’ vervolgens nog tegen twee Draaihalzen aan blunderden. Als het goed is, zit het er gewoon…
De laatste goede braakliggende terreinen in de Volgerlanden, waar in het najaar 2023 veel stukken met Europese Hanenpoot en Perzikkruid waren. Goede plekken voor Rietgorzen en Bokjes. (Cornelis Fokker)
Het ultieme struinen van de Crezéepolder was niet meer, en de nieuwe generatie lokale vogelaars na ons (Laurens, Laurens, Cornelis) hadden daardoor nooit zo de smaak van het struinen te pakken gekregen. Parkjes checken gingen zij wel doen, en dat leverde in augustus 2022 onder andere ruim 40 Bonte Vliegenvangers en meer dan 10 Fluiters op in parkjes in Ambacht. Dat heeft bij mij de gedachte gewekt dat er toch meer aan de hand moet zijn in deze regio, dan alleen goede struingebieden en fanatieke, jeugdige vogelaars (met veel tijd…). Ook als wij het elders op braakliggende terreinen op IJsselmonde probeerden, bijvoorbeeld in Pernis of bij Ridderkerk, lukte het eigenlijk nooit om wat goeds te vinden. Natuurlijk leverden we daar niet dezelfde inspanning, maar het was ook eigenlijk gewoon nooit spannend. Het zat er niet.
Filosoferen over de ‘zeldzaamhedenhotspot’ op het oosten van IJsselmonde (door ons overmoedig ook wel het 7e Waddeneiland genoemd, met Walcheren op een verdienstelijke 6e plek) kan eindeloos, maar ideeën zijn er wel. De locatie ligt op de grens van het zeeklei- en veengebied. Zo is 40-50 kilometer ten noordoosten van de Noord een uitgestrekt laagveengebied (‘grasfalt’). Als Kwartel of Zwartkopgors zou ik het wel weten en gelijk omlaag stuiteren naar de aanlokkelijke braakterreinen met diversiteit aan kruiden. De ligging van een uitgestrekt urbaan gebied ten westen helpt daar ongetwijfeld aan mee, wat ’s nachts gezien kan worden als een baken van licht naast een donker polderlandschap. Ook de ligging van de rivier zou een rol kunnen spelen, ook al zien we dat de Noord (mede door de ongunstige noordwest-zuidoost oriëntatie) overdag geen enkele rol lijkt te hebben voor trekvogels. Ten slotte vormt de Crezéepolder een onderdeel van een smalle, groene corridor tussen het uitgebreide stedelijk gebied van Ridderkerk/Rotterdam en wat beperkter Zwijndrecht/Dordrecht. In het voorjaar zien we dat roofvogels (met name Visarenden en kiekendieven) duidelijk deze strook volgen, en ook Kraanvogels hebben daar een handje van. Vanuit het noordoosten lijkt mij die rol beperkter, maar het zou natuurlijk kunnen.
De ligging van de zeldzaamheden-hotspot op het oosten van IJsselmonde, op het meest noordoostelijke stukje van het zeekleigebied en ten zuidwesten van een uitgestrekt laagveengebied.
Al met al heeft het struinen op het oosten van IJsselmonde veel opgeleverd, en lijkt het einde daarvan in zicht. De aanlokkelijke braakterreinen hebben plaats gemaakt voor steriele nieuwbouwwijken, moderne industrie en zoetwatergetijdenatuur. Misschien heeft dit najaar op de laatste restjes braakliggende grond nog wat in het verschiet? Enkele wenssoorten zijn nog blijven staan: Bosgors, Frater, Kortteenleeuwerik? Het moet toch kunnen…
Cornelis Fokker
Tabel 1. Overzicht van het aantal gevallen van de beste ‘struinsoorten’ per locatie, met tussen haakjes het aantal individuen en na de ‘+’ het aantal voorjaarsgevallen.
Najaar 2010 - 2023 | Crezéepolder | Braakliggende terreinen Noord | Volgerlanden |
Kwartel | 2 | - | - |
Velduil | 9 | - | 1 |
Draaihals | 1 | 8 (9) + 1 | 1 (2) |
Graszanger | 2 | - | - |
Strandleeuwerik | - | 1 | - |
Citroenkwikstaart | 1 | - | - |
Grote pieper | 5 (7) | - | - |
Duinpieper | - | 1 (3) + 1 | 2 |
Roodkeelpieper | 2 + 1 | - | 1 |
Mongoolse pieper | 1 | - | - |
Siberische boompieper | 1 | - | - |
Europese kanarie | - | - | 2 |
Witstuitbarmsijs | - | 1 | - |
Zwartkopgors | 1 | - | - |
Dwerggors | 1 | - | 2 |
Ortolaan | - | 1 | - |
Geelgors | 4 | - | 1 |
IJsgors | 5 (7) | - | - |
Discussie
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.