Global Birding

Dutch Birders reizen meer dan ooit en geen plek op aarde is meer veilig voor ze, wat natuurlijk niet wil zeggen dat alle vogelsoorten zomaar even te doen zijn. De serie ´Global Birding´ gaat verder dan Nederland en de Western Palearctic. Voor deze serie worden al dan niet bloedstollende verhalen over ontmoetingen met fantastische soorten, tips over (nieuwe) global hot-spots of gewoon informatie en/of beeldmateriaal over interessante vogelsoorten buiten de WP gaarne ingewacht door de webredactie. Stuur je bijdrage op naar webredactie@dutchbirding.nl Vergeet in ieder geval niet in de bijdragen voor ´Global Birding´ bij elke soort de Latijnse naam te noemen!

Birding in Gambia……twintig jaar later

16 juli 2019  ·  Gerard Ouweneel & Adriaan Dijksen  ·  7156 × bekeken

De vogelreisbestemming Gambia mag voor de hardcore birder misschien al wat gewoontjes zijn geworden, Gerard Ouweneel en reisgenoot Adriaan Dijksen konden op een recente trip opnieuw constateren dat het West-Afrikaanse mini-landje toch echt een ongelooflijk goed land is om te vogelen. En de lokale gidsen verdienen het om in het zonnetje gezet te worden.

Ook in 1999 was Gambia in vogelreisland allang geen opzienbarende nieuwigheid meer. En toen wij in december 1999 het land bezochten hadden de Gambianen al door dat Europeanen speciaal voor vogels naar hun land kwamen. Wij brachten toen de laatste nacht door in het Senegambia Beach Hotel, nabij de hoofdstad Banjul. Bij de Gambianen die zich bij de ingang van de hotelcampus ophielden om van alles aan te prijzen bevonden zich ook vogelgidsen. Eentje beval zichzelf aan met de Black-headed Lapwing, een soort die er in was geslaagd om tijdens de excursies die reis in de coulissen te blijven. Wij gingen op de wervende aanbeveling in, en de jonge gids bracht ons prompt naar de begeerde kievitensoort, nota bene niet ver van Senegambia.

Coursers

Janus Verkerk was zowel in 1999 als in 2019 tourleider. In 1999 had hij al menig Gambia-reis achter de rug. In de twintig jaar nadien ging hij er zo vaak heen dat hij bijna de tel kwijtraakte. Bij die reizen leerde hij de avifauna grondig kennen en bouwde hij een doordacht netwerk op. Janus arrangeerde dat in januari 2019 als lokale veldgids Modou Colley meeging op een twaalfdaagse rondreis, een trip die op 16 januari aanving. Een betere gids konden wij ons niet wensen.

In Gambia hebben de vogelgidsen zich georganiseerd in de ‘Birdguide Association’, de BGA, een club met een bestuur, een opleidingstraject en een klein centrum bij Kotu. Modou was een poos voorzitter van die organisatie en vertegenwoordigde deze op de Britse Birdfair in Rutland Water. Wij konden er ook mee in ons sas zijn dat Fatouh Colley een paar dagen inhaakte. Nog afgezien van haar aansprekende charme beschikt ze over een fenomenale soortkennis en opmerkingsgave. De wijze waarop Fatouh de Bronze-winged Coursers vond in een terrein waarin de gehele entourage de tinten had van die iconische soort leverde haar veel lof op. De aanwezigheid van twee exemplaren van die niet gemakkelijke soort ging als een veenbrand rond. Een Brit met een respectabele Afrikaanse lijst, zonder echter die courser, was dusdanig verguld met deze première dat hij de aanbrenger een ruime tip gaf.

Vogelgids Fatouh Colley en Gerard Ouweneel, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Bronze-winged Courser Rhinoptilus chalcopterus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Met een lengte van circa 300 kilometer en een tussen de 22 en maximaal 50 kilometer variërende breedte is Gambia in feite niet meer dan een insteek rond de gelijknamige rivier vanuit de Atlantische Oceaan. Het ministaatje is geheel omgeven door Senegal. Met zijn brede langgerekte trechtermonding voert de rivier zout water 150 kilometer stroomopwaarts. Het tijverschil is enorm. Plaatselijk wordt de hoofdstroom begeleid door nevenbochten, parallelstromen met binnenwateren en oevermoerassen. Bij laagwater vallen langs de oevers uitgestrekte slikstroken droog. Gras- en boomsavannen domineren het verder van de rivier verwijderd gelegen landschap.

Gezien de beperkte bereisbaarheid van Gambia was de verwachting dat de rondreis van 2019 redelijk identiek zou zijn aan de route van twintig jaar eerder. Dat was een misvatting. Door het werk van de BGA zijn er interessante locaties met gewilde Afrikaanse soorten in kaart gebracht, zodat de tourleiding tot een van 1999 afwijkend excursieprogramma gekomen was. Abuko was een van de locaties die was geschrapt. Dit bosreservaat in de buurt van Banjul staat te boek als een uitstekende plek voor beginnende Afrika-vogelaars. Ondanks die wat neerbuigende bejegening was Abuko in 1999 goed voor zowel de Green als de Violet Turaco, beide ‘most wanted’-soorten. De Green Turaco kwam na Abuko toen niet meer in beeld, en ook in 2019 kwamen er slechts twee in de boekhouding. De Violet bleef eveneens beperkt tot twee excursiedagen.

De ‘Afrika-soorten voor beginners’ kwamen ruim aan bod rond ons eerste onderkomen in Tanji, de Picca Laa Eco Lodge. Voorafgaand aan het kleurrijke schouwspel dat de Tanji-vismarkt iedere namiddag oplevert bij het aan land brengen van de visvangst, was er een excursie langs de kustlagunes. Voor de kust en in die lagunes waren veel albididorsalis Koningssterns, nog meer Reuzensterns en een tiental Grote Sterns.

Voorts palearctische steltlopersoorten, overigens alle in bescheiden aantallen, en de enige Scholekster van de trip. Een aangename verrassing was een grote club Dunbekmeeuwen. Tijdens deze excursie waren Visarenden vaak in beeld. Deze bleven beperkt tot de kustzone, in tegenstelling tot 1999 toen wij ze voor alle excursiedagen konden bijschrijven in het soortenlogboek. Er waren verder Gele Kwikstaarten, en het duurde even eer een suspecte leeuwerik tot Kuifleeuwerik was benoemd.

Kustzone

Eerder op die dag, de 17e januari, waren er bij de lodge vier soorten ijsvogels bij te schrijven, waaronder de Giant Kingfisher. Voorts presenteerden zich de eerste Senegal Thick-knees, een soort waarmee ik, als grielofiel, in mijn sas was, en een Klaas’s Cuckoo. De Oriole Warbler liet zich alleen horen, hetgeen helaas zo zou blijven. Een Orpheusspotvogel, Tjiftjaf en Vale Spotvogel kregen we wel te zien. Een Northern White-faced Owl opende de parade van de vijf uilensoorten die ons ten deel zouden vallen. Twee Lannervalken kregen ’s avonds bij de opmaak van het logboek een uitroeptekentje mee.

African Golden Oriole Oriolus auratus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Pygmy Sunbird Hedydipna platura, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

De volgende dag, 18 januari, was wederom gereserveerd voor de kustzone, nu in de buurt van Kartong. In een niet ver van de kust gelegen landschappelijk aantrekkelijke binnenstrook was er een jagende Grijze Wouw, een soort die wij slechts eenmaal zouden terugzien. Voorts daar de eerste Grey Kestrel, die op de meeste dagen te noteren was, met soms meer dan een per dag. Wederom paradeerde er een Lannervalk, een exemplaar dat op zijn nek gezeten werd door een Pied Crow. Visarenden kwamen regelmatig in beeld en twee Roodkopklauwieren kregen extra waardering. Deze soort zou volgende dagen nog terugkomen. Twee soorten spechten in één kijkerbeeld, een Cardinal Woodpecker en een Fine-spotted Woodpecker kregen een applausje, en een Plain-backed Pipit hield ons een poosje aangenaam bezig.

Voor een zoektocht naar de White-fronted Plover was een wandeling langs de kust nodig. Uiteindelijk vonden we een exemplaar op de slikkige oever van een door mangroven omgeven binnenwater. Boven die oevers op wenkkrabben jagende Lachsterns, een soort die tijdens de trip ook nogal eens zou terugkomen. Spectaculair was een hoog cirkelende vlucht Pink-backed Pelicans waartussen zich tenminste vier Roze Pelikanen bevonden. Langs de zeereep liepen Drieteenstrandlopers. Hier maakte Adriaan een foto waardoor hij later, bij het thuis bestuderen van zijn foto’s, de triplijst van 299 naar 300 soorten kon tillen. Een grote uit Reuzensterns, Grote Sterns en Koningssterns bestaande groep vormde een dankbaar foto-object. Terug op Texel, bij het bekijken van het resultaat, ontdekte Adriaan dat er een Lesser Crested Tern tussen stond. Deze was ons ter plekke ontgaan. Langs dat strand ook een jagende Dwergstern, de enige van de trip. Overnacht werd in het Paradise Beach Sanyang. Tijdens de maaltijd was er eerst een Grote Jager en later een Kleine Jager voor de kust.

Bengaalse Stern Sterna bengalensis met Koningssterns Sterna maxima en een enkele Grote Stern Sterna sandvicensis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

White-fronted Plover Charadrius marginatus eet jonge wenkkrab, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Onze zomervogels

Bij de 300 tijdens de januaritrip waargenomen soorten bevonden zich soorten die als typisch palearctische overwinteraars te boek staan, vogels als Aalscholver, Grote en Kleine Zilverreiger, Ralreiger, Purperreiger en Reuzenstern niet meegerekend. Deze broeden ook in Senegal en/of Gambia, waarbij die populaties in het winterhalfjaar aanvulling krijgen van soortgenoottrekkers uit het palearctische gebied.

Voor een Europese vogelaar is een winterhalfjaaruitstapje naar Afrika extra aantrekkelijk omdat die mee kan maken wat zijn zomervogels in hun winterkwartieren uitspoken. Die oriëntatie kan passief en actief plaatsvinden. Onze groep deed dat overwegend passief, dat wil zeggen dat wat wij waarnamen aan palearctische overwinteraars uitsluitend bijgeschreven werd in het excursielogboek. Soorten zoals Grauwe Kiekendieven en Lachsterns kregen wel een second look, soms meer dan eentje. Maar dat als gevolg van de nadrukkelijke aanwezigheid van een melkweg aan aantrekkelijke Afrikaanse soorten de aandacht voor onze zomervogels tekortschoot moge duidelijk zijn.

Grauwe Kiekendief Circus pygargus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

In toenemende mate reizen Europese onderzoekers ’s winters naar Afrika om, soortgericht, het doen en laten van onze zomervogels in hun winterkwartieren te bestuderen. Daarmee kunnen wij in ons sas zijn want van een hele reeks van deze categorie soorten verblijven de individuen slechts drie tot vier maanden In Europa om te nestelen en voor de rest onderweg of daar in Afrika.

Onze landgenoten Leo Zwarts en Rob Bijlsma verrichtten met anderen in gezelschappen van wisselende samenstelling een Herculestaak door, over een tijdvak van jaren, vanaf West-Afrika tot in Oost-Ethiopië in onze wintermaanden transecten te lopen in de Sahelzone op zoek naar overwinteraars. Dat doen ze boom voor boom, waarvan er inmiddels honderdduizenden zijn uitgefilterd. In bijna 99 procent van het nagelopen bomenbestand vingen ze bot. Lees hun Living on the Edge en u zult beseffen dat dit boek zeer terecht destijds de onderscheiding ‘Best Birdbook of the Year’ van het prestigieuze tijdschrift British Birds in de wacht sleepte. Deze heren werkten dus andersom dan de meeste Afrika vogelaars: hun aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de activiteiten van onze zomervogels en dan, secondair, naar de autochtone soorten. Om meerdere redenen een diepe buiging voor die teams die iedere winter met een lofwaardige gedrevenheid door de Sahel sjouwen. Wij zien uit naar nog komende publicaties over hun ervaringen.

Toen wij vanaf de 19e januari landinwaarts trokken moest ik weer denken aan die club Sahel boomtellers en zette ik daarom toch een speciale antenne voor palearctische overwinteraars op. Het resultaat viel niet mee. Het gevolg van (te) veel aandacht voor fijne Afrikaanse soorten? Over sterns, courante steltlopers en andere soorten overwinteraars schreef ik al. Met Visarenden was het na de 19e gedaan. Op drie dagen kwam er een Dwergarend in beeld, en verdeeld over zes waarnemingsdagen zagen wij tien Grauwe Kiekendieven, waarbij het aandeel mannetjes overheerste. Bruine Kiekendieven waren er meer. Toen wij op de 23e tijdens de lunchstop langs de noordoever twee Egyptian Plovers op ons lieten inwerken, cirkelden hoog twee Ooievaars over. Op latere dagen kwamen er ook Zwarte Ooievaars in beeld. Tijdens de wandeling naar een African Wood Owl was er tweemaal een Baardgrasmus. Zowel Tapuit als Boerenzwaluw noteerde ik driemaal, waarbij de kanttekening dat niet alle zwaluwen tot op de laatste veer werden geanalyseerd. Voor het onderscheid tussen een Boerenzwaluw en de talrijk aanwezige Red-chested Swallows is een second look nodig. Niet allen zagen tweemaal een Huiszwaluw en eens was er een flinke vlucht Oeverzwaluwen. Stroomopwaarts bevonden zich, rond binnenwateren, hier en daar flinke aantallen Vorkstaartplevieren. Op twee dagen vielen er in totaal drie Europese Hoppen te noteren. Groepjes Europese Bijeneters kwamen op vier dagen in beeld. Opvallend afwezig waren Boomvalken, die in 1999 op zes excursiedagen acte de présence gaven.

Tendaba

De stops op weg naar Tendaba waren goed voor smaakmakende Afrika-soorten. In Brufut Forest gidste de lokale BGA-specialist Aba Jarju ons. Dankzij hem kregen wij twee Long-tailed Nightjars te zien. Eer ieder die twee visueel had losgemaakt uit hun uitgelezen omlijsting van bladeren en dorre grondvegetatie was veel aanwijswerk en gebruik van een pointer nodig. Aba voerde zijn gasten tot op enkele meters afstand, met detailaanwijzingen in de trant van: ‘ongeveer drie meter van hier, rechts van dat stronkje, achter dat groene twijgje en dan tussen dat hoopje dode bladeren, daar zie je zijn kop…!’ Een paar dagen later bereikte ons het droeve bericht dat Aba Jarju als gevolg van een hartstilstand plotseling was overleden. Modou verzekerde ons dat de verslagenheid onder zijn BGA-collega’s groot was.

Long-tailed Nightjar Caprimulgus climacurus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

In Brufut waren drinkbakjes geïnstalleerd, waarvan druk gebruikgemaakt werd. Bij de voortdurend aan- en afvliegende vogels bevonden zich Lavender Waxbills, Orange-cheeked Waxbills, Greater Honeyguide en Black-necked Weavers. En ook een Violet Turaco. Het was de eerste en de op een na laatste van de reis.

Met een andere BGA-gids, Mustafa, konden wij ons hart ophalen aan twee zich voortreffelijk presenterende Greyish Eagle Owls. Even later volgden, kort na elkaar, een Long-tailed en een Standard-winged Nightjar. Ter plekke waren verder twee African Wattled Lapwings en zes Senegal Thick-knees. Aan een Sulphur-breasted Bush-shrike kwam niet iedereen toe.

Greater Honeyguide Indicator indicator, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Een tweede stop was goed voor de African Wood Owl en Verreaux’s Eagle Owls. Verder op die locatie een Pygmy Kingfisher, Grey-headed Bristlebill. Green Hylia en een Yellow-breasted Apalis. Een zoektocht naar de White-spotted Flufftail bleef zonder resultaat. De African Cuckoo was voor menigeen nieuw. Onderweg zagen wij de eerste Wahlberg’s Eagle, enkele Long-crested Eagles, waaronder een exemplaar op nest, en opmerkelijk regelmatig African Harrier Hawks. Verder tijdens de rit de eerste Bateleur en een Brown Snake Eagle. Een stop bij een waterlekkage was goed voor vijf soorten Glossy Starlings. Die locatie bevond zich bij een brug annex wegblokkade bewaakt door van handvuurwapens voorziene militairen, dus niet geschikt als stopplaats voor lieden die uitgebreid door kijkers turen en aan de gang gaan met teleapparatuur. Na overleg tussen Modou en een uniformman kregen wij dispensatie.

Vlak voor Tendaba was er een groep van zo’n twintig White Helmet-shrikes, een soort die ruim applaus kreeg. Toen aan het slot van de tour het tot de keuze ‘soort van de reis’ kwam, was opmerkelijk dat deze niet een van de drie podiumplaatsen in de wacht sleepte. Op de Gambia-reis van BirdingBreaks werd hij wél ‘soort van de reis’. Wij zagen die bizar uitgedoste White-Helmets op vijf excursiedagen, waarbij hij steeds opnieuw bijval kreeg.

Verreaux’s Eagle Owl Bubo lacteus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

White-crested Helmet-shrike Prionops plumatus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Voor Gambia-vogelaars is Tendaba een geheide stopplaats. Dit kamp ligt circa honderd kilometers landinwaarts, langs de zuidoever van de hier ook nog opmerkelijk brede en gave rivier. Vanuit Tendaba gaan boottochten de tegenoverliggende mangrovebossen in. In die twintig jaar was het kamp fors uitgebreid, onder meer met een conferentiehal, waarin wij ’s avonds onze logboeken bijwerkten. Alles wees op meer bouwplannen. Zo werd op het rivierstrand de laatste hand gelegd aan een ambitieuze discotheek, zodat komende Gambia-gangers zich moeten prepareren op infernaal discokabaal. Nu bood het strand nog een riante rust, waarbij het ’s avonds goed een gin-tonic drinken was. Eenmaal werd die aangename zit extra opgeluisterd door een laag voorbij ijlende African Hobby, de enige van de hele reis.

De boottochten door de mangroves brachten fijne soorten. Modou en Janus wisten een plek met kans op de African Blue Flycatcher. Deze liet zich daar prompt zien en horen. Verder de soorten die men in het mangrovebiotoop mag verwachten: enkele African Fish Eagles, nogal wat Palm-nut Vultures, een Goliath Heron en regelmatig African Darters, waarbij eentje die het moeilijk had met een knaap van een gevangen vis. Verder vier Woolly-necked Storks en Striated Herons. Modou en Fatouh wisten een vaste boom voor White-backed Night Herons. Natuurlijk vond Fatouh de eerste. Na veel gemanoeuvreer met ons vaartuigje kwam ieder in een positie dat men de vogel, of een deel ervan, in het dichte loof kon begluren. Het absolute hoogtepunt was de African Finfoot die zich de tweede dag voorbeeldig presenteerde. Een tweede exemplaar zouden wij op de 28e bij Abca’s Creek zien.

African Finfoot Podica senegalensis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Vergeleken met 1999 was nieuw een grote kolonie Aalscholvers. Bij het voorbijvaren viel een abnormaal heftige verstoring op. Daarvan bleek als oorzaak twee in de kolonie op rooftocht zijnde personen, die hun buit aan eieren en/of nestjongen in grote zakken deponeerden. Modou en de schipper ondernamen actie, maar de heren rampokkers wisten zich te verdonkeremanen in de mangroves.

Boven de tussen de mangroves ingeklemd liggende savanne-eilanden joegen Lachsterns. Passerende Spur-winged Geese kregen de dubieuze nominatie voor lelijkste soort van de reis. In de boekhouding kwam geen Bat Hawk te staan, een soort die ik in 1999 aan de rand van deze mangroves zag. Die pakte later uit als de tweede waarneming voor Gambia.

Saville’s Bustard

Voor en na de twee vaartochten ging Modou naar kansrijke locaties in de buurt van Tendaba. Die excursies gaven de soortenlijst een forse impuls. Na een indicatie waar in de bush te zoeken vond Fatouh haar twee Bronze-winged Coursers. Elders ontdekte Modou een Spotted Thick-knee, een soort die royaal alle mystiek uitstraalt die grielen naar mijn smaak omgeeft. Green Wood-hoopoes waren bijna dagelijkse kost, maar Black Wood-hoopoes slechts tweemaal, de eerste op een van de Tendaba-wandelingen.

Senegal Thick-knee Burhimus senegalensis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Spotted Thick-knee Burhinus capensis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Modou wist ook een plek met kans op Abyssinian Ground Hornbills. Als eerste ontdekte hij ze uit de rijdende bus. Na een haastige parkeermanoeuvre ijlde Modou in onnavolgbaar tempo de deels gecultiveerde savanne in. Als bij vogelaars vaak gebruikelijk -- volgens Engelsen al helemaal bij Hollandse -- waaierde het gezelschapje spoedig uit elkaar. De Ground Hornbills bleken foetsie, maar de zwerfspeurtocht leverde wel acht Temminck’s Coursers en vier Black-headed Lapwings op. Aan roofvogels kwamen die dag twee Martial Eagles, een White-headed Vulture en een Beaudouin’s Snake Eagle in beeld.

Op de 23e ging het verder oostwaarts. Twee dagen eerder was bij Farafenni met veel tamtam een brug over de Gambia-rivier geopend, zodat we geen gebruik behoefden te maken van een vele uren vergende ferry-oversteek. Hoewel aan beide zijden van de brug een imposante file vrachtwagens stond te wachten, reden wij als enige over de brug. Later was te lezen dat om het ‘beton fatsoenlijk te laten inzakken’ de brug eerst weken later voor het vrachtverkeer was geopend.

Langs de noordoever wist Modou een andere plek met kans op Abyssinian Ground Hornbills. Met drie exemplaren, waarbij een juveniel, was het daar bingo. Ze waren niet bijzonder schuw en lieten zich redelijk fotograferen. Modou voerde ons verder het terrein in, een wandeling die goed was voor twee Black-bellied Bustards en een Saville’s Bustard. Met die laatste waren wij bijzonder in ons sas, ook al omdat deze voor allen nieuw was. Een paar Black-headed Lapwings liep er met pullen en tijdens de terugwandeling gingen twee Kwartels op.

Abyssinian Hornbill Bucorvus albyssinicus, Gambia, januari 2019 (Marianne van der Waal)

De volgende stop was bij een moerassige uitloper van de rivier, op een plek met kwantitatief en kwalitatief een melkweg aan vogels, zodat we er moeilijk wegkwamen. Opmerkelijk waren de grote vluchten White-faced Whistling Ducks. Omdat uit de concentraties steeds afzonderlijke groepen opgingen was het moeilijk tot een aantalsschatting te komen. Een census van tenminste 6.000 individuen totaal was niet te optimistisch. Bij het opvliegen vulde hun massale drietonige fluitgeluid het hemelrond. Op afstand was te zien dat de vogels in zit met waakzaam geheven kop en nek dicht opeen samendromden. De vraag rees of de locatie een traditionele concentratieplek betrof of dat de droogte, waarover alom werd geklaagd, een rol speelde. Er liepen tientallen Senegal Thick-knees rond en wij waren in ons sas met een paar African Pygmy Geese, een soort die als niet gemakkelijk te boek staat. Voorts beproefden twee Black Herons hun karakteristieke paraplujacht.

Most wanted

Voor menig Gambia-vogelaar is de Egyptian Plover ‘most wanted’. Dat heeft te maken met zijn bijzondere tekening, de opvallende tinten, schaarsheid en het feit dat in zijn moeilijk bereisbare verspreidingsgebied Gambia de beste kans is om hem te zien te krijgen. Het seizoen was al dusdanig gevorderd dat de kansen waren geslonken. Op de aankomstdag vernamen wij dat er langs de noordoever nog twee exemplaren pleisterden. Modou en collega-vogelaars onderweg vertelden steeds dat de twee nog niet foetsie waren. Na de horden White-faced Whistling Ducks was de volgende stop de kreek bij een dorpje waar ze zouden zijn. Dat bleek het geval, zodat de verlate lunch op de tegenoverliggende oever extra luister kreeg door de beide aan de overzijde foeragerende Krokodillenwachters tussen andere steltlopers, waaronder Bosruiters. Dus opnieuw een aangename stop, aan welk plezier een einde dreigde te komen toen aan de kreekoverzijde een zwaar bewapende fotograaf besmuikt richting plevieren opdrong. Modou slaagde erin zijn collega die de fotograaf gidste de boodschap over te brengen dat diens toenaderingspoging aan deze zijde van de rivier niet op prijs gesteld werd.

Egyptian Plover Pluvianus augypticus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Tijdens de Egyptian Plover stop kwamen hoog twee grote gieren over. Gelet op de beroerde positie waarin nu ook de Afrikaanse gieren gekomen zijn en omdat dit de eerste Gyps gieren betrof, gaf het wat opluchting. De laatste stop van de 23e was bij een omvangrijke afgraving waarin Red-throated Bee-eaters hun onderkomens hadden gegraven. Stellig droeg het kleurrijke spektakel dat ze hier op aangename afstand boden een impuls aan de keuze ‘soort van de reis’ die ze aan het slot in de wacht sleepten. Tot dusver had ik altijd de Blue-cheeked Bee-eater de mooiste bijeneter gevonden, maar na het schouwspel van de 23e is diens eerste positie gaan wankelen. Met ook de Europese Bijeneter, Swallow-tailed Bee-eater, Little, Little Green en White-throated Bee-eater kwamen wij uit op zeven soorten bijeneters. In 1999 kwam ook de enigmatische Northern Carmin Bee-eater op de checklist, maar ontbrak de Red-throated.

Little Green Bee-eater Merops orientalis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Red-throated Bee-eater Merops bulocki, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

White-throated Bee-eater Merops albicollis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Bij die afgraving bracht ik een plezierig poosje door bij het observeren van een Red-necked Falcon, zowel in vlucht als rustend in een boomtop. Deze ook als Red-headed Merlin bekendstaande valk is qua jizz helemaal een Smelleken, een soort die ik in Nederland tegenwoordig nagenoeg uitsluitend in het voorjaar op trektelposten zie doorkomen. Hoewel niet dagelijks kregen we er gedurende die twaalf dagen Gambia aardig wat te zien.

De oversteek naar Georgetown ging met een ferry, een door het Nederlandse Damen Shipyards gefabriceerd vaartuig, dat uitstraalde al een lang leven achter de rug te hebben. De afvaart ging gepaard met heisa. Desgevraagd kreeg een van ons toestemming het kleurrijke schouwspel te fotograferen dat op de kade aanwezige dames met hun koopwaar boden. Daarop stoof een in een Toyota Landcruiser zittende echtgenoot van een van de markvrouwen uit zijn voertuig, waarbij hij luidkeels te kennen gaf niet gediend te zijn van de fotosessie. De tierende man moest het doen met een smalend gelach van het verenigde front marktdames.

Baobolong

De aard van de onderkomens in het Baobolong-kamp vroeg zelfs van degenen die genegen zijn tekortkomingen vergoelijkend ‘zo aardig Afrikaans’ te vinden veel begrip. Twintig jaar eerder verbleven wij in het fraaie Bird Safari Camp. Na overlijden van de eigenaar/exploitant werd dit verlaten. Toen wij bij de bouwvallen een kijkje gingen nemen zagen wij twee Stone Partridges en, in vallend schemer, Standard-winged Nightjars.

Vanuit deze behuizing ging het op de 24e naar de Jahalli rijstvelden. De dag begon goed met een soeverein vanuit een boom over het landschap uitkijkende Verreaux’s Eagle Owl, net buiten Georgetown. Het uitgestrekte Jahalli-rijstareaal pakte uit als een watervogeldorado. Het aantal African Jacana’s beliep vele honderden exemplaren. Er was een menigte palearctische steltlopers waarbij 100+ Kemphanen, zowel Bontbekplevier als Kleine Plevier en opnieuw veel Vorkstaartplevieren. Een door Adriaan ontdekte Poelruiter ging foetsie zodat we het zonder second look moesten doen. Voor velen was het hoogtepunt een hoog binnenkomende en invallende Black Crowned Crane, de enige van de trip. Janus merkte op dat deze tegenwoordig niet langer te garanderen is, hetgeen Modou bevestigde door hem aan het slot tot zijn ‘soort van de reis’ te benoemen. Een applaus kregen ook twee Painted Snipes. Enkele geduldig geaarde lieden slaagden erin deze super skulkers tussen de grondvegetatie te ontdekken en ze in de scope te zetten. Naar Black Crakes was het minder moeilijk zoeken. Jahalli pakte ook uit als een paradijs voor reigers, waarbij nogal wat Purperreigers.

De 24e was de eerste dag waarop zich regelmatig gyps gieren presenteerden, zo’n 15 African White-backed Vultures en tenminste vier Rüppel’s Griffon Vultures, een soort die BirdLife onlangs een transfer gaf naar de categorie ‘critically endangered’. Andere roofvogels van de 24e waren African Fish Eagles, vier Wahlberg’s Eagles, een Long-crested Eagle, de eerste Western Banded Snake-eagle en twee Lizard Buzzards. Twee Marabou Storks sloten de parade van grote vogelfiguren af. Met de Red-winged Warbler kon Adriaan weer een soort op zijn zorgvuldig opgestelde wensenlijst afvinken. Van de Grey-headed Bush-shrike kwamen wij niet verder dan een vocale registratie.

Ruppell’s Vulture Gyps rueppellii, juveniel, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

De 25e was gereserveerd voor een 40 kilometer lange vaartocht over de Gambia-rivier naar Kun-taur. De terugreis naar Baobolong ging per bus. ’s Morgens had het wat voeten in de aarde eer onze African Queen afvoer. Wachtend op het bovendek konden wij de aandacht verdelen tussen de logistieke beslommeringen die de aanvoer van de lunchartikelen veroorzaakte en een op de kade flanerende dame die het was aan te zien dat ze zich ervan bewust was dat blikken haar volgden. Eenmaal onder stoom was de vaartocht een belevenis. Regelmatig African Fish Eagles, veel Blue-breasted Kingfishers en ook een Grey-headed. Met de Woodland Kingfisher van twee dagen later zou het aantal waargenomen ijsvogelsoorten uitkomen op acht stuks.

Blue-breasted Kingfisher Halcyon malimbica, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

De route voerde langs een eiland waarop al in 1979 chimpansees waren geherintroduceerd, nadat deze eerder, met andere grote zoogdiersoorten, Gambia hadden moeten prijsgeven en/of waren geruimd. Op de eilandoever rustte een exemplaar, turend naar onwaarneembare verten en ten prooi aan niet becijferen gedachten. Anders dan eerder met deze primaat opgedane ervaringen in Uganda, wekte dit schepsel aanvankelijk de indruk zich te pletter te vervelen, een situatie die niet veranderde toen ons vaartuig onder aanzwellend camerageklik dicht langs voer. Dichterbij gekomen bleek dat ze haar baby koesterde, zodat ze mogelijk gelukzalig over het water zat te staren. In bomen op een ander eiland bevond zich een behoorlijke kolonie Marabou Storks.

De hele dag door waren regelmatig de beide gyps giersoorten te zien, ook, in bomen langs de oevers, African White-backed Vultures op nest. Na een kwalijke gebeurtenis de vorige dag gaven die vele gieren wat opluchting. Rond ons Baobolong kamp hadden wij in korte tijd zeven versdode Hooded Vultures gevonden. Alles wees op vergiftiging! Modou liet het er niet bij zitten. Hij vond uit dat het noodlottige gif was uitgelegd voor het doden van verwilderde honden, dieren die dorpsgeiten te lijf gingen. Terug in Nederland lichtte Janus de ‘Fondo Amigos del Buitre’ in, een Spaanse organisatie die zich bekommert om het lot van gieren in eigen land en daarbuiten, waaronder Gambia.

Steun voor de Afrikaanse giersoorten is nodig. Op veel plekken is de achteruitgang dramatisch, onder meer omdat wildstropers tegenwoordig hun roofbuit overgieten met gif om te vermijden dat toestromende gieren rangers aangeven waar de corpora delicti liggen. Buiten een paar nijlpaarden is in Gambia het grootwild allang foetsie, waardoor in vergelijking met andere delen van het continent daar niet veel meer te stropen valt. Overigens is de Hooded Vulture nog steeds een van de eerste soorten die bezoekers van het land bij aankomst te zien krijgen. In Zuid-Ghana zag ik er een jaar eerder slechts vier, alle boven de hoofdstad Accra.

Raptor Point

Op reis het achterland in had Modou langs de hoofdweg een plek geïndiceerd die goed zou zijn voor overkomende roofvogels. Het streven was om tijdens de retourreis een paar uur vrij te houden om er te posten. Die gelegenheid was er in de namiddag van de 27e vanuit Abca’s Creek, een door een Nederlandse dame geëxploiteerd kamp waarover niets dan goeds te melden is waaronder, met wat geluk en geduld, een African Finfoot als tuinsoort.

Raptor Point deed zijn naam eer aan. Aangenaam rustend in safaristoeltjes waarop Janus en Modou de hand hadden weten te leggen zagen wij tijdens nipt twee uur posten 16 soorten roofvogels. Aan die parade deden naast de courante soorten mee een Red-headed Falcon, een Lanner, twee Martial Eagles, een Wahlberg’s Eagle, een Long-crested Eagle, tweemaal een Dwergarend, een African Hawk Eagle en een Western Banded Snake-eagle.

Martial Eagle Polemaetus bellicosus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Grashopper Buzzard Butastus rufipennis, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Western Banded Snake Eagle Circaetus cinerascens, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Over de identiteit van nog een andere hoog overkomende arend staakten de stemmen. Waarschijnlijk betrof het een Tawny Eagle, waarvan we de eerste (en de laatste) pas een dag eerder hadden gezien. BirdLife bracht deze onlangs naar ‘vulnerable’ omdat hij ook te lijden heeft van vergiftigingsacties door wildstropers.

Raptor Point was ook goed voor tenminste zes African Harrier Hawks, een Grasshopper Buzzard en Dark Chanting Goshawks. De African Hawk Eagle maakte richting een moerassig terreindeel en snelle stootduik die de daar aanwezige watervogels, waarbij twaalf African Pygmee Geese, in paniek deed opgaan. Na zijn spectaculaire actie streek de arend neer in een verderop staande boom. In totaal zagen we drie African Hawk Eagles.

Lannervalk Falco biarmicusmet Schildraaf Corvus albus, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

Long-crested Eagle Lophaetus occipitalis, Gambia, januari 2019 (Marianne van der Waal)

De soortenteller ging door tot en met de laatste dag. Toen tilde in de buurt van Abca’s Creek twee Black Faced Firefinches de triplijst weer een trede hoger. Verder konden wij op die dag langdurig frontloge van nabij twee Blue-bellied Rollers op ons laten inwerken. Deze onwaarschijnlijk fraai gekleurde scharrelaarsoort zagen we slechts enkele malen, in tegenstelling tot de andere drie soorten, de Broad-bellied Roller, Rufous-crowned Roller en Abyssian Roller. Deze laatste was veruit het gewoonst.

Blue-bellied Roller Coracias cyanogaster, Gambia, januari 2019 (Adriaan Dijksen)

De Black Faced Firefinch was er eentje van Adriaans lijstje; de opsomming van wenssoorten die hij met zorg had opgesteld. Toen Janus en Modou bij aanvang kennis namen van Adriaans selectie fronsten ze zorgelijk de wenkbrauwen. Maar gaandeweg werd het merendeel afgevinkt: Saville’s Bustard, African Wood Owl, Spotted Honeyguide, Northern Anteater Chat, Red-winged Warbler, Wilsons Indigobird en Sudan Golden Sparrow. Enfin, begrijpelijkerwijs werd Adriaans lijstje tijdens de excursies een toetsingscriterium. Onafgevinkt bleven African Swallow-tailed Kite, Pel’s Fishing Owl, Crimson Seedcracker en Red-winged Pytillia.

Winterreis

Het was best een tevreden clubje dat op de 28e januari in Banjul aan boord ging van de TUI Boeing. Een jaar eerder had ik het zuiden van Ghana voor vogels bereisd, begeleid door een van de gidsen die de vogelreisorganisatie ‘Tropical Birding’ voor zijn vogeltrips inhuurt. Die club legt de lat hoog. Qua resultaten kwam die Ghana-vogelreis kwalitatief noch kwantitatief toe aan die van deze dertien Gambiadagen. Waarbij ik mij er overigens van bewust ben dat het missen in Ghana van de Yellow-headed Picathartes dat oordeel misschien heeft beïnvloed…

Voor vogelaars is een winterreis naar Gambia aantrekkelijk: palearctische zomervogels in hun winterkwartier, met als grote toegevoegde waarde een keur aan Afrikaanse soorten. Voorts is er het korps aan kundige lokale gidsen, verenigd in de BGA, en een goede infrastructuur. Daarbij komt dat men nú al regelmatig Europese vogelaars met hun waardevolle tips tegenkomt. Toegegeven, verder het land in kan het gebeuren dat bij de entree van onderkomens het netvlies even een voltreffertje te incasseren krijgt. Maar daar staan dan wel veel, heel veel fijne vogels tegenover; soorten die men mist als het verblijf beperkt blijft tot de grote hotels langs de kust, waarin een ander soort Europa vakantie viert. En tot slot, verkrijging van een Ghana-visum is een kostbare, tijdrovende en daardoor wat irritante aangelegenheid. Gambia volstaat met een paspoortcontrole bij binnenkomst. Kosteloos!

Gerard Ouweneel & Adriaan Dijksen


Literatuur:

Anonymus. 2019. Red List Roundup. BirdLife The magazine January-March 2019: 36-37.

Borrow, N. & R. Demey. 2004. Birds of Western Africa. Christopher Helm. Londen.

Hurrell, S. 2016. Two steps towards death one towards life. Can Africa’s vultures be saved from extinction. BirdLife The magazine june 2016: 19-23.

Ouweneel, G.L. 2000. December in Gambia… onze zomervogels en meer. Het Vogeljaar 48: 162-166.

Zwarts, L., Bijlsma, R.G., van der Kamp, J. & E. Wymenga. 2009. Living on the edge: Wetlands and birds in a changing Sahel. KNNV Publishing, Zeist.

Schrijver Gerard Ouweneel en fotograaf Adriaan Dijksen, Gambia, januari 2019 (Marianne van der Waal)

Discussie

Max Berlijn  ·  17 juli 2019  09:25, gewijzigd 17 juli 2019  16:39

Mooi verhaal weer Gerard. Goed te zien dat je nog steeds reizen maakt, mijn hoop en voorbeeld voor de toekomst (nu 56) indien ik gezond mag blijven. Had je nog Kelpmeeuwen langs de kust? Ik hoorde dat die veel algemener zouden zijn geworden. In 2006 heb ik er tevergeefs tussen de talrijke Kleine Mantels naar gezocht.

Bram Vogels  ·  22 juli 2019  20:54

Leuk verslag van een land dat bij mij ondertussen ook meer dan tien jaar geleden is. Alleen bizar dat Ghana wat wordt afgebrand. Twee jaar geleden daar nochtans een schitterende vogelreis gehad met twee en een lokale gids. De picathartes missen moet inderdaad wel heel zuur zijn, maar beide landen zijn ook niet meteen te vergelijken. Gambia is veel meer open habitat (sahel) en dus gewoon makkelijker af te kijken, zonder gids hadden wij daar nagenoeg alles op eigen houtje wat me in Ghana minder snel zal lukken. Infrastructuur in Ghana was een stuk beter dan in Gambia tien jaar terug, verkrijgen van visum verliep in België zeer vlotjes en dat bedrag op de totale reiskost maakt het verschil ook niet. Gambia moesten wij bij het verlaten dan weer plots een visitor tax betalen, dus ofwel heb je het op voorhand vlaggen ofwel nadien. Daarnaast kan je in het noorden van Ghana ook het gros van de soorten zien van Gambia, plus dan nog al het lekkers van het upper guinea forest in het zuiden. Geef mij dus maar Ghana, hoewel Gambia een leuke kennismaker is met Afrika maar ik zou er geen tweede keer meer terug gaan. Er zitten weinig echte targets die je ergens anders niet eenvoudig kan zien (carmine red bee-eater, finfoot, egyptian plover, ...) en overal is alles zeer sterk beïnvloed door mensen wat in Ghana toch nog net een heel klein tikkeltje minder is. Maar goed, smaken verschillen gelukkig.

Gijsbert van der Bent  ·  4 augustus 2019  21:28, gewijzigd 4 augustus 2019  21:29

Gerard Ouweneel laat weten:

Natuurlijk draagt de in Ghana gemiste Picathartes bij aan de, naar de smaak van Bram Vogels, negatieve recensie mijnerzijds over (vogel)belevenissen in dat land. Ik kon er in februari 2018 maar kort zijn en dan alleen in het zuiden; een trip die in feite neerkwam op een door gids James Ntakor uitgekiend reisschema op en neer naar de Picathartes-spelonk. Over James Ntakor overigens niets dan lof. Hij slaagde erin echtgenote Els en mij tijdens die korte week langs goede vogelplekken te loodsen. Paatsen waar we best veel zagen, waarbij voor mij premières. James was aangeraden door Tropical Birding, een club die de lat aardig hoog pleegt te leggen. Tijdens de trip vanuit Accra op en neer naar de Picathartes-spot verklaarde James regelmatig dat wanneer ik nog eens terug zou komen, wij naar het noorden moesten gaan. Want daar gebeurde het!

Maar het Picathartes traumaatje kreeg extra lading omdat het de tweede maal was. Al weer jaren geleden miste ik die andere als gevolg van baldadige bijen en bosolifanten in Gabon. Dat verhaal heb ik al eens van me afgeschreven, maar zoiets blijft toch nazeuren. Temeer omdat het bij de Picathartes gaat om een wonderbaarlijk vogelschepsel. Toen Arjan Dwarshuis dan ook over zijn Ghana-Picathartes verklaarde ‘Gerard, je loopt er zo heen’, was het plan gauw gemaakt. Alleen redeneerde Arjan vanuit hetzelfde superoptimisme dat hem aan de Herculestaak van zijn recordpoging deed beginnen. En met goed resultaat deed afronden! Mijn krakkemikkiger wordende ledematen gaven signalen anders te oordelen over Arjans ‘wandelingetje’. En na vele uren tot in het vallend duister dat we bij de bewuste spelonk hebben gepost liet Picathartes verstek gaan.

Omdat ik een paar maanden eerder in Papua-Nieuw Guinea na een paradijsvogel-klauterpartij in een ziekenhuis in Port Moresby was beland, meende ik er goed aan te doen het bij die grot bij één poging te laten. Daarvan krijg ik nu langzamerhand wat spijt. Maar zo gaat dat!

En waarom Gambia? Ik ging op vogels uit in zo’n twaalf Afrikaanse landen, maar ik denk dat de beste en gemakkelijkste natie is voor beginnende Afrika-vogelaars. Ik ben mij ervan bewust dat het woord ‘beginners’ wat neerbuigend klinkt, maar dat bedoel ik beslist niet. Want voor alle DBA-ers die graag en veel naar Afrika voor vogels op sjouw gaan was eens de eerste keer, nietwaar? Ik ken veteranen die er al in 1968 heengingen. Dat Gambia een easy-birding natie is komt mede door het team inmiddels verenigde gidsen. Voor hen een buiging, temeer omdat ze zich ook bekreunen om de bescherming van vogels in hun land.

En dat visum? Tja, ik moest er tweemaal voor naar Den Haag!


Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.

Feedback?