DB Actueel Online

Op gezette tijden wil de website aandacht besteden aan actuele ornithologische fenomenen. De Nederlandse vogelaars worden (gelukkig maar) nog regelmatig verrast. Door een influx van een bepaalde soort of bepaalde soorten, door een uiterst zeldzame soort waarvan de meeste vogelaars nog niet eens de juiste Nederlandse naam weten, door onverwachte determinatieproblemen en dergelijke. De kracht van dit medium is dat er direct en interactief ingegaan kan worden op deze spannende gebeurtenissen in het veld. Wat is er precies aan de hand? Wat is hier al van bekend? Is er al eerder over geschreven in Dutch Birding? Hoe denkt men in het veld hierover?

Grote Aalscholvers in Nederland

6 juli 2012  ·  48359 × bekeken

NOOT VAN DE WEBREDACTIE: DEZE ARTIKELEN WERDEN EERDER GEPUBLICEERD IN DUTCH BIRDING. HOEWEL OP ENKELE PUNTEN ACHTERHAALD, WORDEN ZE VANWEGE DE BRUIKBARE INHOUD MET BETREKKING TOT EEN ACTUEEL THEMA OPNIEUW ONDER DE AANDACHT GEBRACHT.

In Nederland is de Aalscholver Phalacrocorax carbo een bekende verschijning. De hier broedende vogels behoren tot de ondersoort sinensis. De nominaatvorm, die ook wel bekend staat als de Grote Aalscholver P c carbo en onder meer op de Britse eilanden broedt, is ook in Nederland vastgesteld maar is een stuk zeldzamer. Pas in 2000 werden de eerste aanvaardbare veldwaarnemingen verricht. Daarvoor ging het steeds om vondsten of ringmeldingen.

Grote Aalscholver, IJmuiden, 3 februari 2008 (Arnoud B van den Berg)

Grote Aalscholver, adult (linker vogel) Phalacrocorax carbo carbo en "Continentale" Aalscholvers (rechter drie vogels) P c sinensis, IJmuiden, 3 februari 2008 (Arnoud B van den Berg)

Tot en met 2006 zijn 17 gevallen van de Grote Aalscholver in Nederland aanvaard, maar enkele recent bij de CDNA ingediende veldwaarnemingen kunnen nog aan het rijtje worden toegevoegd. Naar verwachting zal het aantal gevallen de komende jaren sterk stijgen, aangezien een groeiend aantal waarnemers inmiddels bekend is met het sleutelkenmerk.

Het sleutelkenmerk van de Grote Aalscholver heeft betrekking op de vorm van de naakte huid van de mondhoek en de keel. Bij de nominaatvorm maakt de grenslijn van die huid een scherpe hoek naar voren, terwijl de hoek bij de ondersoort sinensis aanzienlijk groter is.

Grote Aalscholver, IJmuiden, 19 september 2007 (Arnoud B van den Berg)

Grote Aalscholver, IJmuiden, 19 september 2007 (Arnoud B van den Berg)

Grote Aalscholver Phalacrocorax carbo carbo, onvolwassen vogel, IJmuiden, 19 september 2007 (Arnoud B van den Berg)

Een ander kenmerk heeft betrekking op het formaat, want zoals de naam suggereert is de Grote Aalscholver een maatje groter dan de ondersoort sinensis. Bij sommige exemplaren kan dit verschil enorm in het oog springen, zoals bij het exemplaar van het Engelermeer bij Den Bosch, Noord-Brabant.

Meer informatie over de herkenning en het voorkomen van de Grote Aalscholver is te vinden in het artikel "Aalscholver met kenmerken van Grote Aalscholver te Heel in februari 2000" DB jaargang 22 nummer 1, pagina 21-25 (zie tekst hieronder).

Roy Slaterus

 

Dutch Birding jaargang 22 nummer 1, pagina 21-25

Aalscholver met kenmerken van Grote Aalscholver te Heel in februari 2000

Op vrijdag 4 februari 2000 waren Arnoud van den Berg, André van Loon en Anthony McGeehan tevergeefs op zoek naar twee Witoogeenden Aythya nyroca die zich op voorafgaande dagen op het noordelijke grintgat ten westen van de Maas bij Heel, Limburg, bevonden. Tijdens het zoeken toonde AMcG grote belangstelling voor de aanwezige 'Continentale' Aalscholvers Phalacrocorax carbo sinensis; rondom zijn woonplaats in Noord-Ierland had hij veel tijd gestoken in pogingen dit taxon tussen Grote Aalscholvers P c carbo te ontdekken. Daarom keken ook AvdB en AvL met wat meer dan gewone aandacht naar de aanwezige aalscholvers. Op een gegeven moment viel AvL een op een boei zittend exemplaar op dat aan de linkerpoot een grote oranje kleurring en aan de rechterpoot een kleine aluminiumring droeg. Aangezien AvdB zich op dat moment slechts kon herinneren dat de 10 laatste Nederlandse gevallen van Grote Aalscholver betrekking hadden op ringterugmeldingen, vroeg hij AMcG wat de veldkenmerken van dit taxon waren. Deze werden door AMcG in het zand uitgetekend en hadden vooral betrekking op vorm en grootte van de naakte huid rond de mondhoek en op de keel en snavelvorm. Toen de drie waarnemers de telescoop op de vogel hadden gericht, bleek deze alle door AMcG genoemde kenmerken te vertonen. Er werd direct alarm geslagen waarna eerst Max Berlijn en later Hans ter Haar arriveerden. Inmiddels was de vogel kort gaan zwemmen waarbij hij een vis verschalkte om daarna op een kunstwerk in het water naast een aantal Aalscholvers te gaan zitten. Vanaf het talud langs de weg was de vogel van vrij dichtbij te bekijken zodat de ring kon worden afgelezen (AX, liggende zwarte letters met bovenkant voorwaarts en zwarte lengtestreep ertussen). Tevens werden veldschetsen en dia's gemaakt.

Beschrijving
De beschrijving is opgesteld aan de hand van veldschetsen van AMcG en dia's van AvdB.

GROOTTE & BOUW Op dia's van AvdB steeds iets groter lijkend dan vier ter vergelijking aanwezige Aalscholvers, met vollere en hogere borst en dikkere nek (afhankelijk van houding). Kop met nogal scherpe hoek op achterhoofd. Snavel langer, dikker aan de basis en meer wigvormig dan van aanwezige Aalscholvers, met iets hoger en dikker uiteinde van bovensnavel ('nok'). Haak van bovensnavel verder beneden ondersnavel uitstekend dan bij aanwezige Aalscholvers. Naakte keelhuid smal en vanaf mondhoek in scherpe hoek naar voren lopend, ruitvormig, en onder snavel versmallend. Veren van achterhoofd vaak omhooggericht als korte, borstelige kuif.
KOP & HALS Wit gezicht met rechte grenslijn langs zwarte bovenkop, lopend van oog recht naar achteren (oog in donker gelegen); bijna loodrecht hierop een verticale grenslijn met zwarte achterzijhals. Wit op keel 'vierkante' indruk gevend. Opgerichte kuifveren van achterhoofd zwart. Fijne witte tekening van dicht opeen liggende lijntjes op bovendeel van zwarte achterzijhals en achterhoofd. Voorhals zwart.
BOVENDELEN Glanzend zwart.
ONDERDELEN Zwart met groene glans (als sinensis). Ronde witte dijvlek.
STAART Zwart.
NAAKTE DELEN Iris blauwgroen. Snavel grijs met lichte basis van ondersnavel. Naakte huid tussen oog en mondhoek en direct onder mondhoek fel oranje; smalle naakte huid omlaag vanaf mondhoek (keelhuid) donker, vlekkerig grijsgroen, sterk contrasterend met lichte ondersnavelbasis. Poot donkergrijs.
GEDRAG Baltsgedrag als mannetje; op 15 februari copulerend (Roy Slaterus pers meded). Baltsritueel eerst met kop loodrecht omhoog en dan naar achteren tegen rug aan; snaveltrekkend met (ogenschijnlijk) weinig geïnteresseerd vrouwtje; roepend met nek naar voren en staart loodrecht de lucht in; bovenop vrouwtje springend en nek van vrouwtje met snavel vasthoudend (Roy Slaterus pers meded).
GELUID Vrij zacht grommend, diep geluid tijdens balts (op 15 februari op minidisc opgenomen door Roy Slaterus).

Grote Aalscholver Phalacrocorax carbo carbo, mannetje, Heel, Limburg, 4 februari 2000 (Anthony McGeehan)

Grote Aalscholver Phalacrocorax carbo carbo, mannetje, Heel, Limburg, 4 februari 2000 (Anthony McGeehan)

Determinatie
De vorm van de naakte huid rond mondhoek en op keel geldt als een sleutelkenmerk voor de determinatie: bij Grote Aalscholver maakt de grenslijn vanaf de mondhoek een scherpe hoek naar voren (Alström 1985, Lewington et al 1991, Graham Ekins in litt). Aangezien de grenslijn van de naakte keelhuid van 'Continentale' Aalscholvers variabel is en ook naar voren gericht kan zijn (maar niet zo ver als bij Grote Aalscholver), werden veldschetsen en dia's ter beoordeling opgestuurd naar Graham Ekins; hij kon de determinatie als Grote Aalscholver bevestigen.
De uitgestrekte hoeveelheid witte bevedering op het gezicht (keel en oorstreek) wijst eveneens op Grote Aalscholver. De hoeveelheid wit kan deels een gevolg zijn van de smalle vorm van de naakte keelhuid. Bij 'Continentale' is dit wit gewoonlijk van kleinere omvang (Graham Jones via Ted Abraham in litt): minder 'vierkant' op de keel met grenslijn parallel aan de naakte keelhuid.
Het gedrag wees zonder twijfel op een mannetje (cf Cramp & Simmons 1977). De opvallend lange en aan de basis dikke snavel passen goed op een mannetje Grote Aalscholver. Bij zowel Grote als 'Continentale' zijn mannetjes aanzienlijk groter dan vrouwtjes (cf Koffijberg & van Eerden 1995). Cramp & Simmons (1977) geven vrijwel geen overlap in snavellengte en snaveldiepte tussen mannetjes Grote (minimaal respectievelijk 67 en 16 mm) en Nederlandse 'Continentale' Aalscholvers (maximaal respectievelijk 67 en 16 mm).
Grote Aalscholvers zijn vaak anderhalf tot twee keer zo zwaar als 'Continentale'. Hoewel dit verschil door de dia's lijkt te worden bevestigd, is het mede door de verschillen tussen geslachten in het veld moeilijk vast te stellen (zoals dat ook het geval is met bijvoorbeeld Poelsnip Gallinago media en Watersnip G gallinago die eveneens aanzienlijk in gewicht verschillen).
De witte koppluimen van Grote Aalscholver schijnen een andere structuur te hebben (gedeeltelijk witte veren met normale lengte) dan die van Aalscholver (verlengde, geheel witte veren) (Graham Jones en Steve White via Ted Abraham in litt). Voor zover te zien, waren de witte veren van de vogel van Heel niet verlengd.

Verblijf
Binnen een dag na de ontdekking op 4 februari werd via de informatie op de internetpagina van Dirk Raes over kleurringprojecten contact gelegd met Graham Ekins, die de vogel op 3 mei 1997 als nestjong had geringd ('A-bar-X in black') te Abberton Reservoir bij Colchester, Essex, Engeland. In het nest bevond zich nog een ander jong dat op 27 juli 1997 voor het laatst te Abberton werd gezien. 'A-bar-X' werd daar echter na het uitvliegen nooit meer teruggezien (Graham Ekins in litt).
Na de ontdekking op 4 februari 2000 werd bekend dat de vogel reeds op 6 september 1998 te Heel was opgemerkt maar dat de waarnemers de ringgegevens nimmer hadden doorgegeven en niet aan een Grote Aalscholver hadden gedacht (Ton Cuypers pers meded).
De vogel werd in de periode na de ontdekking op 4 februari op de meeste dagen in het zelfde grintgat waargenomen. De laatste melding was vooralsnog op 15 februari.

Bespreking
De kolonie van Abberton is befaamd omdat hier zowel 'Continentale' Aalscholvers als Grote Aalscholvers broeden terwijl ook exemplaren met kenmerken van beide taxa voorkomen (cf Sangster 1998). Naar verluidt, werd dit gebied eerst gekoloniseerd door 'Continentale' en later, toen bomen waren afgestorven en vogels op de grond gingen broeden, door Grote Aalscholver (Richard Millington in litt). Daardoor kon men hier vergelijkend onderzoek doen naar de hardheid van kenmerken van beide taxa (Graham Ekins in litt). Het bleek dat vaak in de literatuur genoemde kenmerken als blauwpaarse in plaats van blauwgroene glans van het verenkleed, de grootte van de witte dijvlek in zomerkleed en de hoeveelheid wit op de achterkop onbruikbaar zijn omdat ze bij beide taxa voorkomen (cf Svensson et al 1999). Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat de vorm van de naakte huid rond de mondhoek het sleutelkenmerk vormt om Grote Aalscholver van Aalscholver te herkennen. Het betekent dat de grenslijn tussen de naakte keelhuid en de kopbevedering bij Aalscholver recht naar beneden of iets schuin naar voren loopt en bij Grote Aalscholver in een scherpe hoek naar voren. Aangezien dit kenmerk moeilijk onder woorden is te brengen, lijken foto's, video's of veldschetsen belangrijk om de determinatie zeker te stellen.
De witte tekening op het bovendeel van de achterzijhals en het achterhoofd toont dat de vogel reeds voor een deel zijn zomerkleed had verkregen; in zijn derde winter moet dat voor de eerste keer zijn geweest. Normaliter verdwijnen de witte veren een paar weken nadat het broeden is begonnen.
De fel oranje sub-orbitale kleur (tussen oog en mondhoek) betekent dat de vogel reeds dicht tegen nestbouw en paring aanzit, hetgeen door zijn baltsgedrag wordt bevestigd. De kleur wordt diep rood wanneer de vogel is gepaard en dat blijft zo tot de eieren zijn gelegd; in feite is het verbazend dat de vogel zich in deze conditie nog niet in een kolonie bevond (Graham Ekins in litt).

Voorkomen in Nederland
Indien aanvaard, is dit het 13e geval van Grote Aalscholver voor Nederland (cf van den Berg 1988, van den Berg & Bosman 1999). Het was in dat geval ook de eerste twitchbare, één van de meest oostelijke gevallen (de precieze locatie van een ringterugmelding op 11 juni 1986 in Gelderland is onbekend) en de eerste voor Limburg. De eerste twee gevallen betroffen dood gevonden vogels en de 10 daaropvolgende ringterugmeldingen waren uit Brittannië (1), Ierland (2), Noorwegen (2), Wales (3) en Schotland (2) (het is niet meer na te gaan of het 'Britse' geval eventueel ook uit Wales of Schotland stamde). De 12 gevallen verschaffen een zeer gespreid beeld over het voorkomen in plaats en tijd want ze zijn van zeven provincies en dateren van zeven maanden in alle seizoenen (september 1, november-maart 8 en mei-juni 3). Mogelijk wijst dit erop dat Grote Aalscholvers meer in Nederland voorkomen dan men op basis van het aantal gevallen zou verwachten.

Dankzegging
Wij danken Graham Ekins, Richard Millington en Roy Slaterus voor hulp bij het verifiëren van kenmerken.

Klik hier voor een pdf van dit artikel

Summary
GREAT CORMORANT SHOWING CHARACTERS OF ATLANTIC GREAT CORMORANT AT HEEL IN FEBRUARY 2000 On 4 February 2000, a cormorant Phalacrocorax showing characters of a male Atlantic Great Cormorant P carbo carbo was discovered with Continental Great Cormorants P c sinensis near the Maas river at Heel, Limburg, the Netherlands. The bird had been colour-ringed on 3 May 1997 at Abberton Reservoir near Colchester, Essex, England. Later, it became known that the ring had been read previously (but not communicated) at Heel on 6 September 1998. The identification as Atlantic Great Cormorant was largely based on the shape of the gular pouch, being narrow and with its borderline pointing sharply forward from the gape. Additional features that supported the identification were the heavy structure, the long bill with a deep base and slightly bulbous tip with a heavy upper mandible hook (hook slightly longer than in sinensis), the large extent of the white feathered facial patch ('square-
cornered' on chin), and the lack of obviously elongated white head-feathers. It was identified as a male because of its display behaviour with raised nape-feathers and, on 15 February, it was seen copulating (calls were sound-recorded). The bill size and structure agreed with the bird being a male Atlantic. The small amount of white on the back of the head suggested that it was still moulting into summer plumage. The colour of the gular pouch was dark patchy greyish green below, strongly contrasting with a pale lower mandible base, while the triangular area between gape and eye (and a little below the gape) was bright orange (indicating that it was close to the nest-building and mating stage). Other features, like blue-purple rather than blue-green gloss (actually, the bird appeared to have a greenish gloss identical to sinensis), the size of the white thigh patch, and the amount of white streaks on the back of the head, are no longer considered reliable (eg, Svensson et al 1999). If accepted, this will be the 13th record for the Netherlands and the first twitchable. It would also be one of the country's two easternmost records and the first for Limburg. All previous records concerned either birds found dead (two) or ringing recoveries in seven provinces, dating from seven months in all seasons (one in September, eight in November-March, and three in May-June).

Verwijzingen
Alström, P 1985. Artbestamning av storskarv Phalacrocorax carbo och toppskarv P. aristotelis. Vår Fågelvärld 44: 325-350.
van den Berg, A B 1988. Voorkomen van Grote Aalscholver in Nederland. Dutch Birding 10: 186. [Erratum: Index 11, 1989.]
van den Berg, A B & Bosman, C A W 1999. Zeldzame vogels van Nederland - Rare birds of the Netherlands. Avifauna van Nederland 1. Haarlem.
Cramp, S & Simmons, K E L 1977. Handbook of the birds of the western Palearctic 1. Oxford.
Koffijberg, K & van Eerden, M R 1995. Sexual dimorphism in the Cormorant Phalacrocorax carbo sinensis: possible implications for differences in structural size. Ardea 83: 37-46.
Lewington, I, Alström, P & Colston, P 1991. A field guide to the rare birds of Britain and Europe. Londen.
Sangster, G 1998. Molecular study indicates sympatric breeding of Atlantic and Continental Great Cormorants in Britain. Dutch Birding 20: 174-177.
Svensson, L, Grant, P J, Mullarney, K & Zetterström, D 1999. Collins bird guide. Londen.

Arnoud B van den Berg, Duinlustparkweg 98, 2082 EG Santpoort-Zuid, Nederland
André J van Loon, Dolingadreef 199, 1102 WT Amsterdam, Nederland

Anthony McGeehan, 75 Lyndhurst Avenue, Bangor, Down BT19 1AY, Northern Ireland

Feedback?