Dutch Birding jaargang 36 nummer 5, 2014

Voorpagina

Perzische Roodborst  ·  Irania gutturalis
René Pop

Artikelen / papers

295 - 311 Eastern yellow wagtails in Europe: identification and vocalisations
Sander Bot, Dick Groenendijk & H Herman van Oosten

Oostelijke gele kwikstaarten in Europa: herkenning en geluiden

Dit artikel gaat in op de determinatie van eerste-winter oostelijke gele kwikstaart Motacilla, waartoe een aantal taxa binnen het gele-kwikstaartcomplex uit Azië wordt gerekend: Siberische Kwikstaart M plexa, Alaskakwikstaart M tschutschensis, Groenkopkwikstaart M taivana en Mantsjoerijse Kwikstaart M macronyx. Deze taxa kunnen als dwaalgast in Europa opduiken. De taxonomische status van plexa is problematisch. Morfologisch lijkt hij zo sterk op Noordse Kwikstaart M thunbergi dat hij tot voor kort als synoniem van thunbergi werd opgevat. Recentelijk bleek echter dat hij genetisch zo sterk lijkt op tschutschensis dat hij als ondersoort van tschutschensis kan worden beschouwd. In dit artikel krijgt plexa soortstatus, wat in lijn is met andere CSNA-beslissingen over kwikstaarten in het verleden. Er is meer onderzoek nodig aan dit taxon om de taxonomische status te bepalen.

In het najaar is een eerste-winter doorgaans van een adult te onderscheiden door de ongeruide juveniele tertials en grote en middelste dekveren. Deze veren hebben wittere en scherper afgetekende randen dan adulte veren. Oostelijke gele kwikstaarten hebben gemiddeld een langere achternagel dan noord-westelijke taxa maar er is overlap. Hoewel het vaak geheel grijs-met-wit verenkleed lijkt op eerste-winter Citroenkwikstaart M citreola verschillen oostelijke gele kwikstaarten door: 1 een meestal lichte basis van de ondersnavel; 2 minder brede witte vleugelstrepen; en 3 geen geheel licht omrande wang. Een complicerende factor vormen hybriden Citroenkwikstaart x gele kwikstaart (er is een aantal broedgevallen gedocumenteerd in Europa), die in morfologie vermoedelijk sterk op oostelijke gele kwikstaart kunnen lijken.

Het ontbreken van geel in het kleed is bij eerste-winters van taxa in Europa zeer zeldzaam, terwijl dit kleed bij oostelijke gele kwikstaarten bij een derde tot de helft van de individuen voorkomt. Hierdoor is een grijswit kleed bij eerste-winter vogels een goede indicatie voor oostelijke herkomst. Met de huidige kennis is het nog niet goed mogelijk op basis van morfologie de verschillende taxa binnen oostelijke gele kwikstaart in eerste winterkleed van elkaar te onderscheiden.

De vluchtroep van oostelijke gele kwikstaarten is het belangrijkste kenmerk. Een gele-kwikstaartroep bestaat uit twee delen: een stijgend, 'glad' deel en een dalend deel. Dit dalende deel is ook 'glad' bij noord-westelijke taxa (Engelse Kwikstaart M flavissima, Gele Kwikstaart M flava (inclusief Russische M f beema) en Noordse Kwikstaart) maar heeft een 'zaagtandvorm' bij oostelijke gele kwikstaart, waardoor dit deel (maar in feite de vluchtroep als geheel) raspend klinkt. Bij Witkeel­kwikstaart M cinereocapilla en Balkankwikstaart M feldegg heeft het dalende deel ook een zaagtandvorm maar is in de regel een knikje waarneembaar in het stijgende eerste deel. De vluchtroep van Citroenkwikstaart heeft ook een zaagtandvorm in het dalende deel en klinkt dus ook raspend maar de vorm verschilt subtiel van oostelijke gele kwikstaart. Omdat de zang van het gehele gele-kwikstaartcomplex ook raspende geluiden bevat, is het van belang vluchtroep en zang te onderscheiden, temeer daar zangelementen niet alleen in het broedgebied worden gebruikt. De vluchtroep verschilt van zang doordat de roep: 1 korter is; 2 de zaagtandstructuur op het tweede, dalende gedeelte van de vluchtroep meer geprononceerd is; en 3 het eerste, stijgende deel van de vluchtroep complexer is.

Taxa met een raspende vluchtroep zijn op grond van sonagrammen goed van elkaar te onderscheiden en oostelijke gele kwikstaart is op grond van goed opgenomen vluchtroepen als zodanig te herkennen.

In Nederland zijn zes meldingen ('claims') van oostelijke gele kwikstaart die zijn onderbouwd met foto's en/of geluidsopnamen en die in dit artikel worden behandeld. Omdat Siberische Kwikstaart (plexa) tot oostelijke gele kwikstaart wordt gerekend en volgens recent onderzoek al direct ten oosten van de Oeral, Rusland, broedt, ligt het voor de hand dat recente meldingen van oostelijke gele kwikstaart op dit taxon betrekking hebben maar met name ook Alaskakwikstaart (tschutschensis) behoort op basis van afstand en trekgedrag tot de mogelijkheden.

Sander Bot, Kerklaan 30E, 9751 NN Haren, Netherlands
(sanderbot@yahoo.co.uk)
Dick Groenendijk, Doorneberglaan 287, 1974 NK, IJmuiden, Netherlands
(dickgroenendijk@filternet.nl)
H Herman van Oosten, Hollandseweg 42, 6706 KR Wageningen, Netherlands
(Herman_vanOosten@yahoo.co.uk)

312 - 315 Glanstroepiaal over Kamperhoek in april 2013
Roy Slaterus

Common Grackle over Kamperhoek in April 2013

On 8 April 2013, a Common Grackle Quiscalus quiscula was seen by five observers as it flew north-east over migration watchpoint Kamperhoek near Swifterbant, Flevoland, the Netherlands. Size and proportions, pale eye, strong bill and wedge-shaped tail all pointed at Common Grackle, while the strong contrast between glossy blue head and neck and glossy brown body was typical of the migratory subspecies Q q versicolor (Bronzed Grackle). Age and sex could not be determined with certainty; females are slightly smaller than males and show less gloss. Based on the large amount of gloss in the plumage and the triangular appearance of the tail in side view it was probably a male.

The bird was accepted by the Dutch rarities committee (CDNA) as the first for the Netherlands. Within the Western Palearctic (WP), only one other record is known, at Gevninge, Sjælland, Denmark, from late March to c 20 April 1970. This record was, however, not accepted by the Danish rarities committee. The reason for this is not entirely clear; from what can be traced after so many years it seems that this bird showed no signs of captivity.

Common Grackle is a common to abundant species in a large part of North America east of the Rocky Mountains. Along the East Coast it migrates north between mid-February and mid-April. Bronzed Grackle is a migrant that breeds in Canada (eg, on Newfoundland) and in a large part of the USA and winters south in Texas, USA. Northern birds tend to migrate the furthest ('leap-frog migration'). The species is regularly found outside its normal range, for example along the West Coast of the USA and north of its breeding range in Canada. Interesting records are those (of Bronzed Grackles) collected near Wainwright, Alaska, USA, on 17 June 1943 and near Barrow, Alaska, from 24-27 June 2012, c 2000 km north-west of the closest breeding areas. There are also several records known from Bermuda (c 1000 km off North Carolina, USA) where an influx took place in March-April 2003, with for example 12 individuals on 11 March and 20 on 19 March.

Enquiries among bird keepers have not resulted in any documentation of captive Common Grackles in the Netherlands and there are no records of escapes. The species is not on the list of birds that have been bred in captivity in the Netherlands nor has it ever been shown at an avian exhibition. Furthermore, the ban on the import of wild birds into the European Union since 2007 makes it unlikely that this species has been imported recently. Exporting wild birds from Canada and the USA is forbidden without appropriate permits.

More than 80 species of North American landbirds have been recorded in the WP and the number is still growing. Their occurrence, especially in autumn, is strongly linked to fast-moving weather systems across the Atlantic Ocean. Possibly, the bird arrived in Europe in autumn and was trying to find its way back north. Common Grackle's range and migration are similar to those of some other passerines that have occurred as vagrants, in particular of Song Sparrow Melospiza melodia and Brown-headed Cowbird Molothrus ater. Unlike many other species, these predominantly appear in spring (as most other American sparrows recorded in the WP) and have not yet been recorded in the Azores, Iceland and Ireland - prime sites for Nearctic autumn vagrants. Other North American medium-distance migrants that have been recorded in the Netherlands are Belted Kingfisher Megaceryle alcyon, Northern Mocking­bird Mimus polyglottos, American Robin Turdus migratorius, Song, White-crowned Zonotrichia leucophrys and White-throated Sparrow Z albicollis, Dark-eyed Junco Junco hyemalis and Yellow-headed Blackbird Xantho­cephalus xanthocephalus. Compared with Yellow-headed Blackbird, the nearest breeding areas of Common Grackle are situated c 2000 km closer to Europe.

Roy Slaterus, Bervoetsbos 71, 2134 PM Hoofddorp, Nederland
(roy.slaterus@dutchbirding.nl)

316 - 325 Poelsnip in Nederland: broedgeval in 1884 en historisch voorkomen
Justin J F J Jansen

Great Snipe in the Netherlands: breeding record in 1884 and historic occurrence

This paper documents the first documented breeding record of Great Snipe Gallinago media in the Netherlands, a clutch with three eggs collected on 28 May 1884 supposedly at Naardermeer, Noord-Holland (now present at Norfolk Museum, Norwich, England). Some unproven records are also given, concerning some undated eggs and some adult birds present in the collections. All this gives (some) credit to statements that the species was a former breeding bird in the Netherlands that disappeared at the end of the 19th century.

Appendix 1 summarizes all labelled specimens in Dutch and foreign museums known to be collected in the Netherlands. A summary of the current status as spring and autumn vagrant is given.

Justin J F J Jansen, p/a Naturalis Biodiversity Center, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, Nederland
(justin.jansen@naturalis.nl)

326 Bait fishing by Little Blue Heron near New York in May 2006
Michel Antoine Réglade & David Barkin
327 - 329 Allen’s Gallinule breeding in Malta in July 2014
Natalino Fenech & Michael Sammut

Brieven / letters

330 - 331 Two-barred Crossbill or 'rubrifasciata' Red Crossbill at Farnham Heath, England, in March 2014
Gerry Hinchon

Varia

332 - 339 Endemic landbirds of Pitcairn and Henderson, South Pacific
Steve N G Howell & Roland E van der Vliet

Corrigenda

340 Corrigenda
Redactie Dutch Birding

CDNA-mededelingen

340 Recente CDNA-besluiten
CDNA

WP-reports

340 - 350 August-late September 2014
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

351 - 361 Juli-augustus 2014
Roy Slaterus, Vincent van der Spek & Martijn Renders

DB actueel

362 - 364 Oosterse Vorkstaartplevier op Tholen [Oriental Partincole]
Feedback?