Tom,
In mijn versie staat op pagina 303: "Beide vogels hebben nieuwe armpennen met lichte toppen en zijn bezig de handpennen te ruien." Het woord "geheel" staat er niet bij, dus klopt m.i. het onderschift.
6 december 2016 · Tom van der Have · 7250 × bekeken
Lars Gejl 2016, KNNV Uitgeverij, 378 pp, ruim 600 foto’s. Gebonden. Prijs: € 44,95.|
Steltlopers vormen mijn ideale soortgroep en wellicht van veel andere vogelaars: ze komen voor in open gebieden, zijn goed zichtbaar, hebben meestal duidelijke leeftijdskenmerken, er is veel consensus over de taxonomie (ofwel, er is weinig geschuif in de museumlades), hybridisatie is heel zeldzaam en de meeste holarctische soorten worden niet in gevangenschap gehouden. Vrijwel alle soorten zijn lange-afstand trekkers en een aantal soorten behoren zelfs tot de meest extreme trekvogels in de wereld. Daarom is het niet zo gek dat de meeste soorten van het Noordelijk Halfrond ook in Europa kunnen opduiken. En er zijn legio uitdagingen wat betreft herkenning, zoals bij de kleine Calidris-soorten, kleinere plevieren en snippen. Reality check: de meeste soorten zijn, mede door hun trekgedrag, ook kwetsbaar in ecologie en verspreiding, veel gaan achteruit of zijn bedreigd en twee (Eskimowulp en Dunbekwulp) zijn inmiddels (respectievelijk zeker en vrijwel) uitgestorven in our lifetime.
Lars Gejl is een natuur- en vogelfotograaf en auteur van een aantal (foto)vogelboeken die meer gericht zijn op de beginnende vogelaar. Dit boek is op een prettige manier heel anders en laat zijn passie voor steltlopers zien. 82 Europese soorten worden behandeld, waaronder 44 algemeen voorkomende trek- en broedvogels en 38 Noord-Amerikaanse en Aziatische dwaalgasten. Het is geen handboek (zoals HBW): foto’s en tekst zijn primair gericht op herkenning en alle mogelijke moeite is gedaan om zoveel mogelijk verschillende kleden overzichtelijk te presenteren. Dat maakt het boek interessant voor alle vogelaars, zowel voor beginnende als pro birders. Bij elke foto is de datum vermeld en vaak ook streek of land waar de foto is genomen. Deze informatie is essentieel voor de interpretatie van het verenkleed met betrekking tot ruistadium en leeftijdsbepaling. Dat het boek gemaakt is door een begeesterde fotograaf spat er aan alle kanten vanaf. Veel foto’s zijn vanuit een heel lage positie genomen en zien we de steltlopers zoals steltlopers elkaar zien.
Na een korte algemene inleiding is er veel aandacht voor vogeltopografie, uitleg van technische termen, veerpatronen, de factoren waardoor de verenkleden zo kunnen variëren en hoe je silhouet en jizz kan gebruiken voor snelle herkenning. Daarna volgen 26 pagina’s vergelijkingstabellen, waarin de meest gelijkende soorten naast elkaar zijn afgebeeld in vergelijkbare kleden. Door het grote boekformaat kunnen tot negen soorten op één pagina geplaatst worden. Met pijlen en bijschriften zijn de belangrijkste kenmerken en verschillen aangegeven. Aansluitend laten tien pagina’s zwermen en groepen zien, zoals men ze in het veld door de kijker ziet in hun natuurlijke omgeving.
De soortbeschrijvingen vormen het hart van het boek, waarin de kleedverschillen in sekse, leeftijd en seizoen met kwalitatief uitstekende foto’s worden geïllustreerd. QR-codes zijn afgebeeld bij 44 soorten om roep en zang op je smartphone te downloaden. Triest detail: de foto van de opvliegende Dunbekwulp, januari 1995 in het Marokkaanse Merja Zerga, is waarschijnlijk de laatste van deze soort.
De gebruikte kenmerken voor herkenning en onderscheid zijn behoorlijk compleet. In een aantal gevallen, echter, worden belangrijke en bekende kenmerken niet genoemd, zoals de lange handpenprojectie van Kleine Geelpootruiter en Amerikaanse Bosruiter en het verschil in jizz tussen winterkleed Oeverloper en Amerikaanse Oeverloper. Een vergelijking tussen Stekelstaartsnip en Swinhoe’s Snipe had ik graag gezien, maar ontbreekt omdat de laatste nog niet met zekerheid in Europa is vastgesteld. De algemeen voorkomende en talrijke Bonte Strandloper is als referentie genomen voor alle Calidris-soorten om de zeldzame en dwaalgasten te herkennen. Dat is voor het vinden van Bairds of Bonapartes prima, maar voor de kleinere Calidris-soorten had dat natuurlijk de Kleine Strandloper moeten zijn, erg onhandig en een gemiste kans.
Verder kloppen in een aantal gevallen de beschrijvingen van de ruistadia niet: twee Rosse Grutto’s in vleugelrui, bijvoorbeeld, hebben nog oude armpennen en enkele nieuwe handpennen i.p.v. geheel nieuwe armpennen (p. 303). Een algemene opmerking over het begin verloop van de vleugelrui bij steltlopers (meestal vanaf de binnenste handpennen naar buiten en van de buitenste armpennen naar binnen) in de inleiding bij rui was wel handig geweest. Dit zijn echter allemaal minor details. Het boek bevat een schatkamer aan beelden en informatie gepresenteerd op een manier die op een website nauwelijks te evenaren is. In de boekenkast van een advanced birder past dit naslagwerk van Lars Gejl prima.
Tom van der Have
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.