Dutch Birding jaargang 25 nummer 1, 2003
VoorpaginaRoss' Meeuw · Rhodostethia roseaChris Schenk |
|
Artikelen / papers | |
1 - 16 |
Identification of Pine Bunting
Daniele Occhiato Herkenning van WitkopgorsKlik hier voor geluiden en sonagrammen. In dit artikel wordt de herkenning van Witkopgors Emberiza leucocephalos besproken (met name in vergelijking met Geelgors E citrinella), hoofdzakelijk gebaseerd op studie van overwinterende Witkopgorzen in Toscane, Italië, in 1995-2002. Witkopgors is een regelmatige dwaalgast vanuit Siberië naar West-Europa, met name in de herfst en winter en overwinteren vindt in kleine aantallen plaats in Noord-Italië. Binnen het West-Palearctische gebied is de soort verder een dwaalgast en alleen in Israël een zeldzame wintergast. Dit artikel behandelt achtereenvolgens grootte en bouw, zang en roep, onderscheid tussen vrouwtje Witkopgors en vrouwtje Geelgors en het probleem van hybriden Witkopgors x Geelgors. Het artikel eindigt met gedetailleerde beschrijvingen van de verschillende kleden, ingedeeld naar geslacht en leeftijd. Er is weinig verschil in vocalisaties tussen Witkopgors en Geelgors; de verschillende roepen van Witkopgors zijn meestal iets hoger maar dit is alleen bij directe vergelijking vast te stellen. Subtiele verschillen in zang zijn wel vastgesteld maar nog onvoldoende onderzocht; daarnaast worden eventuele verschillen \'vertroebeld\' door de variatie die met name de zang van Geelgors kent over het uitgebreide verspreidingsgebied van deze soort. Het lastigste determinatieprobleem betreft het onderscheid tussen eerste-winter vrouwtjes Witkopgors en Geelgors en tussen adulte vrouwtjes Witkopgors en Geelgors zonder zichtbaar geel in het verenkleed (waarbij het bestaan van het laatste type evenwel niet onomstotelijk vaststaat). De belangrijkste verschillen zijn aanwezig in de tekening van de kop, snavel, onderdelen, vleugel, stuit en staart. De aanwezigheid van geel in deze veerpartijen duidt op Geelgors (of op een hybride); Geelgors vertoont altijd enig geel op de ondervleugeldekveren en in de rand van de slagpennen (met name van de buitenste handpen). De toppen van de middelste dekveren die in vers kleed een smalle vleugelstreep vormen zijn witter bij Witkopgors en meer geelachtig of zeemkleurig bij Geelgors. Witkopgors vertoont meer wit in de buitenste staartpennen dan Geelgors. De kleur van de onderdelen (met name de onderbuik) en van de lichte schubtekening op de stuit is wit bij Witkopgors en meer vuilwit tot geelachtig bij Geelgors. De ondersnavel is vaak meer vleeskleurig bij Witkopgors en blauwgrijs bij Geelgors. Naast de herkenning van onvolwassen vrouwtjes vormt het \'hybrideprobleem\' het grootste struikelblok bij het op naam brengen van Witkopgorzen. Hybridisatie treedt veelvuldig op waar de broedgebieden overlappen en hybriden kunnen overal worden aangetroffen waar zuivere Witkopgorzen zijn vastgesteld. Bij mannetjes zijn vaak duidelijke kenmerken van beide oudersoorten zichtbaar, met name in de kop- en borstekening. Bij onvolwassen vogels en vrouwtjes duidt de aanwezigheid van gele tekening, met name in de randen van de slagpennen en op de ondervleugel, op een hybride herkomst. Overigens is er door het veelvuldig voorkomen van hybridisatie tussen beide soorten sprake van een vermenging (\'vervuiling\') van de genenpolen (\'gene flow\') en hoeft de aanwezigheid van kenmerken van de ene soort in het verenkleed van de andere soort niet zonder meer op een (eerste-generatie) hybride herkomst te duiden. Bij overwegend zuivere vogels van de ene soort met een beperkte invloed van de andere soort is het een kwestie van definitie of deze vogels als \'hybride\' beschouwd moeten worden of als \'niet 100%-zuiver\' exemplaar van de in uiterlijke kenmerken dominante soort. Bij de gedetailleerde kleedbeschrijvingen is een selectie van foto\'s opgenomen waarin de verschillende kleden worden geïllustreerd, waaronder een aantal hybriden Witkopgors x Geelgors. Daniele Occhiato, Via dell\'Argingrosso 139/7B, 50142 Firenze, Italy |
17 - 31 |
Hybridization between Yellowhammer and Pine Bunting in Russia
Eugeny N Panov, Alexander S Roubtsov & Dmitry G Monzikov Hybridisatie tussen Geelgors en Witkopgors in RuslandHybridisatie tussen Witkopgors Emberiza leucocephalos en Geelgors E citrinella is een van de weinige bestudeerde voorbeelden waarbij relatief grootschalige hybridisatie niet heeft geleid tot een samensmelten van twee soorten. Hoewel hybriden tussen beide voorkomen, blijven ook de moedersoorten Witkopgors en Geelgors als zodanig herkenbaar. Het spectrum van pure Geelgors via hybriden tot pure Witkopgors kan worden samengevat in een hybride index (HI). Deze HI wordt afgeleid door voor ieder individu op drie kenmerken in het verenkleed te scoren, namelijk de algemene achtergrondkleur van de lichaamsveren (score tussen 0 en 15), de mate van aanwezigheid van een kastanjebruine \'snorstreek\' (score tussen 0 en 7), en de mate van aanwezigheid van kastanjebruin op de teugel en rondom het oog (score tussen 0 en 7). Optelling van de aparte scores leidt tot een waarde voor de HI per individu. De laagste score (0) voor de HI geeft dan een pure Geelgors aan, de hoogste score (30) een pure Witkopgors. Individuen met een score van 1-3 en 26-29 lijken erg op respectievelijk Geelgors en Witkopgors (in het laatste geval bijvoorbeeld Witkopgorzen die geel aan de handpennen vertonen). Vogels met een intermediair gekleurd verenkleed worden gele hybriden genoemd als zij een HI score hebben van 4-14 (en dus meer invloeden hebben van Geelgors) terwijl witte hybriden een score van 15-25 hebben (en meer invloed hebben van Witkopgors). In de loop van de tijd hebben zowel Witkopgors als Geelgors hun verspreidingsgebied uitgebreid: Geelgors naar het oosten en Witkopgors naar het noorden en westen. Dit heeft tot gevolg gehad dat hun broedgebieden nu overlappen. Aangezien beide soorten in dezelfde biotopen voorkomen, kan hybridisatie meer dan ooit plaatsvinden. Door het verenkleed van mannetjes te onderzoeken en de HI van ieder individu te scoren, werd vastgesteld dat in Siberië een afname oostwaarts zichtbaar is van de invloed van Geelgors. Dit is duidelijk in zowel een afnemend percentage van gele hybriden in de populatie, als in een afnemende gemiddelde HI. Hoewel hybridisatie plaatsvindt tot in de Baikalregio en hybriden vruchtbaar blijken, kunnen Geelgors en Witkopgors nog steeds als twee soorten worden beschouwd. De duidelijke verschillen in verenkleed lijken in eerste instantie voldoende om als soortbarrière te dienen. Echter, in de loop van de vorige eeuw is het aantal hybriden op een aantal locaties van West- naar Oost-Siberië wel toegenomen ten opzichte van pure vogels. Het belang van verschillen in zang in de mate van hybridisatie tussen de twee soorten is ook onderzocht. Van de Geelgors worden drie zangtypen onderscheiden, afhankelijk van hoe het zangtype eindigt. Het aandeel van gezongen zangtypen per locatie kan sterk verschillen: op sommige locaties komt een van de drie zangtypes zelfs niet voor. Buiten het gebied van overlap lijken Witkopgorzen duidelijk anders te zingen dan Geelgorzen. Echter, binnen het gebied van overlap lijkt de zang van Witkopgors erg op die van Geelgors. Verschillen in zang tussen de twee soorten lijken dus niet zo groot dat zang dient als een isolerende factor. Zo blijkt het soms goed mogelijk om de ene soort te lokken met de zang van de andere soort. Het lijkt er dan ook op dat op lange termijn zowel verschillen in zang als verenkleed onvoldoende zijn om een totale samensmelting van Witkopgors en Geelgors tegen te gaan. Omdat er ook geen grote verschillen lijken te zijn in gedrag en biotoopkeuze, staat niets een volledige samensmelting op lange termijn van beide soorten in de weg. Illustratief is dat de oostelijke ondersoort van Geelgors E c erythrogenys wellicht beter is op te vatten als een product van deze samensmelting dan als een aparte ondersoort. Eugeny N Panov, Institute of Ecology and Evolution, Leninsky Prospect 33, 117071 Moscow, Russia |
32 - 39 |
Pine Bunting in Italy: status and distribution
Daniele Occhiato Witkopgors in Italië: status en verspreidingIn december 1995 en januari 1996 werd een winterpopulatie van Witkopgorzen Emberiza leucocephalos ontdekt op drie plaatsen aan de kust van Toscane, Italië. Sindsdien werd de soort jaarlijks langs de Toscaanse kust en ook in andere delen van noordelijk Italië waargenomen. De soort wordt nu beschouwd als een zeldzame maar regelmatige doortrekker en wintergast in Italië en historische gegevens suggereren dat dit vroeger ook zo was. Tot nu toe is de soort in 12 van de 20 Italiaanse regio\'s vastgesteld en voor elk van die regio\'s worden status en verspreiding behandeld. De meeste waarnemingen komen van Friuli-Venezia Giulia, Toscane en Veneto en dateren voornamelijk van de tweede helft van oktober tot de eerste helft van maart. Mogelijke trekroutes, habitatkeuze en gedrag worden besproken alsmede verenkleed en biometrie. Van de 110 in Toscane bestudeerde exemplaren was er (slechts) één die enige kenmerken van een hybride met Geelgors E citrinella vertoonde. Daniele Occhiato, Via dell\'Argingrosso 139/7B, 50142 Firenze, Italy |
40 - 43 |
Wintering hybrids Pine Bunting x Yellowhammer in northern Iran
Raffael Aye & Manuel Schweizer Overwintering van hybriden Witkopgors x Geelgors in Noord-IranOp 27 februari 2001 werden in Fereydoon Kenar, Mazandaran, Iran, in een gemengde groep van c 200 Witkopgorzen Emberiza leucocephalos en Geelgorzen E citrinella, vier hybriden Witkopgors x Geelgors E leucocephalos x citrinella waargenomen. Met behulp van enkele mistnetten en het afspelen van zang van Witkopgors werden zes mannetjes van de gemengde groep gevangen, waaronder een vijfde hybride mannetje, die pas in de hand als zodanig kon worden gedetermineerd. Twee van de vier in het veld waargenomen hybriden behoorden tot het witkoppige type (figuur 1), twee waren intermediair tussen dit type en Witkopgors. De vijfde, gevangen, vogel (plaat 20) leek sterk op een mannetje Witkopgors. De zomen van p1-5 (handpennen van binnen naar buiten genummerd) waren geelachtig olijf gekleurd; de zomen van p6-8 waren zeemkleurig aan de basis, geelachtig in het midden en witachtig aan het uiteinde; en p9 had een zeer smalle witachtige zoom. De kleine ondervleugeldekveren hadden een geelachtige waas, de middelste waren lichtgrijs, de grote witachtig en de okselveren wit. Verder konden geen duidelijke hybride kenmerken worden vastgesteld. Zowel Witkopgors als Geelgors overwinteren in Iran, met de meeste waarnemingen in het noorden. Er zijn ook enkele, niet gepubliceerde waarnemingen van hybriden Witkopgors x Geelgors in Iran in de jaren 1970. Omdat er maar weinig avifaunistische gegevens over Iran bekend zijn, kunnen de waarnemingen het beste worden geïnterpreteerd als aanwijzing dat hybriden Witkopgors x Geelgors regelmatig overwinteren in Noord-Iran. Raffael Aye, In den Ziegelhöfen 69, CH-4054 Basel, Switzerland |
44 - 47 |
Mongoolse Pieper te Bloemendaal in november 2002
Erik Maassen & Arnoud van den Berg Blyth\'s Pipit at Bloemendaal in November 2002On 24 November 2002, a first-year Blyth\'s Pipit Anthus godlewskii was trapped at Kennemerduinen, Bloemendaal, Noord-Holland. Its identification was confirmed by its measurements. Its bill width (4.2 mm) was smaller than in Richard\'s Pipit A richardi or Tawny Pipit A campestris; tarsus length (26.1 mm) was smaller than in Richard\'s; and wing-tarsus ratio (3.64) ruled out (eastern subspecies of) Richard\'s and Paddyfield Pipit A rufulus. Interestingly, the hind claws appeared undamaged despite a 4 mm difference in length (10 mm left being too short for Richard\'s and 14 mm right being too long for Tawny). The colour pattern on the second outermost rectrix t5 was characteristic for Blyth\'s. This was the third or fourth record for the Netherlands; if accepted, a sighting on Texel, Noord-Holland, on 12 November 2002 would become the third. The first (and the third for Europe) was a first-winter female collected at Westenschouwen, Zeeland, on 13 November 1983 and the second was a first-year at Maasvlakte, Zuid-Holland, on 25-28 October 1996. The number of European records increased by a quarter during October-November 2002 with reports in England, Estonia, Finland (2), the Netherlands (1-2), Norway (2) and Sweden (at least 3). The autumn occurrence of Richard\'s and Tawny Pipits along the Kennemerland coast of southern Noord-Holland is briefly discussed. Since 1958, at least 57 Richard\'s Pipits and (only) four Tawny Pipits have been ringed in this region. Erik Maassen, Wijk aan Zeeërweg 180, 1972 NW IJmuiden, Nederland |
Corrigenda | |
48 |
Corrigenda
Redactie Dutch Birding |
Redactiemededelingen | |
49 |
Naamgeving van taxa in Dutch Birding [Taxa names in Dutch Birding]
Redactie Dutch Birding |
50 | Wijzigingen binnen redactie; Changes in editorial board |
Masters of mystery | |
51 - 54 |
Solutions of sixth round 2002: Icelandic Black-tailed Godwit and Blyth's Pipit; First round 2003
Rob van Bemmelen & Dick Groenendijk |
WP reports | |
55 - 63 |
November 2002-early January 2003
Arnoud B van den Berg |
Recente meldingen / recent reports | |
64 - 69 |
Nederland: november-december 2002
Ruud M van Dongen, Klaas Haas & Peter W W de Rouw |
70 - 72 |
België: november-december 2002
Gerald Driessens |
DB actueel | |
73 - 76 | Zwartkeellijster in Harlingen [Black-throated Thrush]; Grote Tafeleend bij Castricum [Canvasback]; New species of parrot; More Amazonian parakeets |