Wim schreef: "Als het 95% zeker dat de soort is uitgestorven, wat betekent dit dan? Dat het niet onwaarschijnlijk wordt geacht dat de soort in maximaal 5 van de 100 zoekacties, surveys of iets dergelijks tóch nog zou worden gevonden, óf dat in maximaal 5 van de 100 parallelle universums de soort nog in leven zou zijn? Dat wordt niet helemaal duidelijk gemaakt, dacht ik."
Verder schreef Wim: "Hoe erg het ook is met de Dunbekwulp, het is me niet duidelijk wat dit soort abracadabra, met ongeveer 80 verwijzingen waarvan een flink aantal naar mijn smaak vooral rondzingt als een dolle, moet aantonen. Dat de Dunbekwulp naar alle waarschijnlijkheid uitgestorven kan worden geacht, dat leek al een heleboel mensen duidelijk. De schijnwetenschap die dat wil onderbouwen, daar raak ik niet van onder de indruk."
In het artikel staat "The model indicates that there is a 96.0% probability that Slender-billed Curlew is no longer extant". Het is in deze context moeilijk voor te stellen wat dat precies is, immers er was maar één soort Dunbekwulp, maar dat betekent niet dat dit abracadabra is, of dat de onderliggende methoden schijnwetenschap zijn.
Het komt wel vaker voor dat er een kans wordt gehangen aan een unieke toekomstige situatie. Denk aan de kans dat de supervulkaan onder het Yellowstone Park uitbarst (0,00014 procent per jaar) of de kans dat een bepaalde planetoïde in 2046 op aarde inslaat (1 op 625). Voor deze voorspellingen zijn niet eerst duizenden megauitbarstingen van die specifieke supervulkaan bestudeerd, of werd bij duizenden eerdere benaderingen van de aarde door deze specifieke planetoïde het aantal inslagen op aarde geteld. In werkelijkheid zijn dit soort voorspellingen vrijwel altijd gebaseerd op het in kaart brengen van patronen in de reeds bekende data over deze specifieke fenomenen. Vervolgens wordt met die data een model gemaakt (of ingevuld) dat een voorspelling doet over de toekomst.
Bij het Dunbekwulponderzoek was dat niet anders. Er was een duidelijk patroon in de data. Op basis van (i) het maximaal aantal gevallen per jaar in een reeks van tientallen jaren, (ii) het patroon van de intervallen tussen gevallen en (iii) de betrouwbaarheid van die gevallen (verzameld, gefotografeerd, goed beschreven of slechts geclaimd), is de kans is berekend dat er toch nog zo'n geval komt. Er is ook een tweede methode gebruikt, gebaseerd op het bestaan van directe en indirecte bedreigingen. De in Ibis gebruikte methoden/modellen staan beschreven in twee artikelen: Thompson et al. (2017) en Keith et al. (2017).
De "96.0% probability that Slender-billed Curlew is no longer extant" kun je interpreteren als: bij 100 soorten in deze situatie zullen er op dit moment vermoedelijk ongeveer vier soorten (nog) niet zijn uitgestorven en dus ten onrechte als uitgestorven worden geklassificeerd.
Waarom is het nuttig om een uitgestorven soort formeel uitgestorven te verklaren? Het nut daarvan is: (i) het correct bepalen van het aantal soorten dat thans uitsterft, (ii) het correct bepalen van de factoren die bijdragen aan extinctie, (iii) het verstandig toekennen van de beperkte financiële middelen en mankracht voor bescherming, en (iv) het erkennen dat de soort er helaas niet meer is (awareness). Dit laatste was de reden dat dit Ibis artikel zoveel interesse wekte bij de media: voor veel leken was dit een eye-opener.
Keith, DA, Butchart, SHM, Regan, HM, Harrison, I, Akçakaya, HR, Solow, AR & Burgman, MA 2017. Inferring extinctions I: A structured method using information on threats. Biol. Conserv. 214: 320–327.
Thompson, CJ, Koshkina, V, Burgman, MA, Butchart, SHM & Stone, L 2017. Inferring extinctions II: a practical, iterative model based on records and surveys. Biol. Conserv. 214: 328–335.